ECLI:NL:CRVB:2021:935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
20/699 ANW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking in hoger beroep tegen de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door M.H. Haddad, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Voor de zitting op 16 april 2021 heeft verzoekster meerdere keren om uitstel gevraagd, wat door de behandelend rechter, mr. T.L. de Vries, is afgewezen. Op 15 april 2021 heeft verzoekster aangegeven dat, indien geen uitstel zou worden verleend, zij genoodzaakt zou zijn om de behandelend rechter te wraken. Het verzoek om wraking is vervolgens ingediend zonder enige onderbouwing van de gestelde verhindering van de gemachtigde van verzoekster en de vermeende vooringenomenheid van de rechter. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek evident blijk geeft van misbruik van het recht en heeft besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. Tevens is besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, op basis van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 april 2021.

Uitspraak

20/699 ANW-W
Datum beslissing: 16 april 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (Tunesië) (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft M.H. Haddad hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2019, 19/2686.
De Raad heeft verzoekster geïnformeerd dat haar hoger beroep op 16 april 2021 ter zitting zal worden behandeld en is zij uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn.
Verzoekster heeft op 4 april 2021 en 13 april 2021 verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting.
Deze verzoeken zijn afgewezen.
Verzoekster heeft op 15 april 2021 opnieuw verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting en daarbij aangegeven dat, indien geen uitstel zou worden verleend, haar slechts de mogelijkheid restte van een wraking van mr. T.L. de Vries (behandelend rechter).
Ook laatstgenoemd verzoek om uitstel is door de behandelend rechter afgewezen. De behandeling ter zitting is geschorst en het verzoek om wraking is overgedragen aan de wrakingskamer.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2019, 32568) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
3. In het verzoek wordt zonder enige onderbouwing gesteld dat verzoeksters gemachtigde is verhinderd voor de zitting wegens medische behandelingen in het buitenland. Voorts wordt gesteld dat indien geen uitstel van de zitting zal worden verleend de behandelend rechter wordt gewraakt wegens diverse negatieve uitlatingen. Ook hier ontbreekt iedere onderbouwing.
4. Gelet op de door verzoekster gebruikte argumenten, waarbij in het geheel niet duidelijk wordt gemaakt waarom de behandelend rechter in deze zaken blijk zou hebben gegeven van vooringenomenheid, moet worden geconcludeerd dat het verzoek evident blijk geeft van misbruik van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen. Het verzoek om wraking heeft kennelijk tot doel te bereiken dat uitstel voor de behandeling ter zitting wordt verleend. Het verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.
5. Gelet op wat onder 4 is overwogen bestaat tevens aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoekster om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling wordt genomen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en E.W. Akkerman en T. Dompeling als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
De griffier De voorzitter
(getekend) P. Boer (getekend) E. Dijt
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep