ECLI:NL:HR:2022:29
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door Ü. Arslan, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 4 augustus 2021, nr. 19/4106 ZW. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift dat via het webportaal van de Hoge Raad was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 23 september 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen, maar belanghebbende heeft dit verzuim niet hersteld. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is, op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.