Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
23 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over aansprakelijkheid voor letselschade als gevolg van een aanrijding. De eiseres, die whiplashklachten ondervond na de aanrijding, had eerder in de procedure een beroep gedaan op de rechtbank en het gerechtshof. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eiseres had klachten geuit over het arrest van het hof, waarbij zij stelde dat het hof had miskend dat een mogelijke predispositie niet in de weg staat aan de toerekening van schade op basis van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens werd betoogd dat het hof te terughoudend was geweest bij het aannemen van uitval in een situatie zonder ongeval. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de verweerster, Hertz, behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.116,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.