ECLI:NL:HR:2022:1944

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21/04355
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor letselschade door aanrijding met whiplashklachten en de beoordeling van predispositie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over aansprakelijkheid voor letselschade als gevolg van een aanrijding. De eiseres, die whiplashklachten ondervond na de aanrijding, had eerder in de procedure een beroep gedaan op de rechtbank en het gerechtshof. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eiseres had klachten geuit over het arrest van het hof, waarbij zij stelde dat het hof had miskend dat een mogelijke predispositie niet in de weg staat aan de toerekening van schade op basis van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens werd betoogd dat het hof te terughoudend was geweest bij het aannemen van uitval in een situatie zonder ongeval. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de verweerster, Hertz, behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.116,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04355
Datum23 december 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
HERTZ HOLDINGS NETHERLANDS 2 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Hertz,
advocaat: D.A. van der Kooij, aanvankelijk ook R.S. Meijer.

1.Procesverloop in cassatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 168976/HA ZA 10-589 van de rechtbank Haarlem van 26 januari 2011 en 6 april 2011;
b. het arrest in de zaak 200.086.523/01 van het gerechtshof Amsterdam van 26 juni 2012;
c. de vonnissen in de zaak 168976/HA ZA 10-589 van de rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2014, 10 december 2014, 4 maart 2015, 21 december 2016, 11 oktober 2017 en 10 oktober 2018;
d. de arresten in de zaak 200.253.508/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2021 en 17 augustus 2021.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 20 juli 2021 beroep in cassatie ingesteld.
Hertz heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Hertz mede door L.A. Burwick.
De conclusie van de advocaat-generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt. Dit beroep behoeft geen behandeling gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hertz begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
23 december 2022.