ECLI:NL:HR:2022:181
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke zaak betreffende WIA
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door R. Durusu, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 juli 2021, nr. 19/995 WIA, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 18/2531) betreffende een besluit op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 11 februari 2022, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.