Uitspraak
19.995 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, werkzaam als bedrijfsleider, een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een zware hersenbloeding. De aanvraag werd door het Uwv afgewezen, omdat appellante niet kon aantonen dat er een privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond met haar werkgever, [werkgever B.V.]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst was en dat de omstandigheden rondom de salarisbetalingen en de relatie tussen appellante en haar echtgenoot, die ook directeur van de werkgever was, erop wezen dat de arbeidsrelatie niet voldeed aan de gebruikelijke normen.
In hoger beroep heeft appellante dezelfde gronden aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende objectieve en controleerbare gegevens had overgelegd om haar recht op een WIA-uitkering aan te tonen. De Raad heeft ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure binnen de redelijke termijn was afgehandeld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Dompeling als voorzitter.