ECLI:NL:HR:2022:1529
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake verzoek om beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 27 januari 2022, die betrekking had op een verzoek om een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.