ECLI:NL:HR:2022:1437
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Discriminatie en belastingheffing van Duitse pensioenen onder het belastingverdrag Nederland-Duitsland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een belanghebbende tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, waarbij de Inspecteur geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend voor de Duitse socialezekerheidspensioenen die de belanghebbende ontving. De belanghebbende ontving in totaal € 12.697 aan Duitse uitkeringen, maar volgens de Inspecteur had Nederland het exclusieve heffingsrecht omdat het gezamenlijke bedrag onder de grens van € 15.000 viel die is vastgesteld in de kleinepensioenregeling van het belastingverdrag Nederland-Duitsland 2012.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat het onderscheid dat de kleinepensioenregeling maakt tussen belastingplichtigen met een pensioen tot en met € 15.000 en die met een pensioen boven dat bedrag niet onredelijk is. De belanghebbende betoogde dat dit onderscheid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft deze klachten verworpen en geoordeeld dat de verdeling van de heffingsbevoegdheid op basis van een getalsmatige grens berust op doelmatigheid en uitvoerbaarheid, en dat dit niet leidt tot een verboden onderscheid tussen belastingplichtigen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.