Over de mogelijke strijdigheid van de kleinepensioenenregeling met verdragsrechtelijke discriminatieverboden heeft de Rechtbank als volgt geoordeeld:
“15. De rechtbank kan verdragsbepalingen wel toetsen aan Europese wetgeving. De rechtbank begrijpt het beroep van eiser daarom zo dat hij van mening is dat de regeling van artikel 17 van het Verdrag in strijd is met de anti-discriminatiebepaling (artikel 21) van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Het stellen van een grensbedrag van € 15.000 vindt de rechtbank echter niet discriminerend. Ook niet als dit tot gevolg heeft dat eiser in Nederland meer belasting moet betalen dan wanneer hij in 2017 in Duitsland had gewoond. Landen zijn bevoegd hun eigen belastingregels vast te stellen. Dit betekent dat er verschillen in belastingheffing bestaan en mogen bestaan tussen inwoners van verschillende landen. Daarnaast zijn landen bevoegd om bilaterale afspraken te maken over welk land in welk geval bevoegd is te heffen om zo dubbele belastingheffing te voorkomen. De inkomensgrens van artikel 17 van het Verdrag is overeengekomen als gevolg van bilateraal overleg tussen Nederland en Duitsland.
16. Dat in artikel 17 een pragmatische grens is getrokken, maakt de verdragsbepaling niet willekeurig en niet nietig. Het Verdrag is behandeld en goedgekeurd door de Tweede Kamer. In het artikelsgewijs commentaar wordt het volgende opgemerkt:
‘Voor ‹‹kleine›› pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen geldt dus uitsluitend de hoofdregel van een woonstaatheffing (…). Daarmee wordt voorkomen dat reeds voor relatief geringe bedragen aangifte zou moeten worden gedaan in het andere land, waaruit het desbetreffende inkomen afkomstig is (de bronstaat).’
Dat, zoals eiser heeft aangevoerd, Duitsland ook kleine belastingbedragen int, staat niet ter discussie. Duitsland wil deze kleine bedragen wel innen, maar zowel Duitsland als Nederland willen geen administratieve rompslomp. Daarom zijn hierover afspraken gemaakt. De Staatssecretaris heeft in de brief van 26 februari 2018 dit nog als volgt toegelicht:
‘Hierdoor hoeven belastingplichtigen met een klein pensioen uit een ander land alleen nog in hun woonland aangifte te doen, waarmee administratieve lasten worden beperkt. Wat betreft de inkomensgevolgen merk ik tenslotte op dat de belastingdruk voor belastingplichtigen met een pensioen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Duitsland van € 15.000 of minder niet hoger is dan voor belastingplichtigen met een gelijk bedrag aan pensioen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Nederland (uitgaande van overige gelijke omstandigheden).’
De Staatssecretaris heeft met artikel 17 dus gelijkheid beoogd tussen in Nederland woonachtige belastingplichtigen met een pensioen uit Nederland en in Nederland woonachtige belastingplichtigen met een vergelijkbaar pensioen uit Duitsland. De overwegingen van de staatssecretaris en de overwegingen van pragmatische aard zijn niet van elke redelijkheid ontbloot. De rechtbank oordeelt dan ook dat artikel 17 van het Verdrag niet in strijd is met de anti-discriminatiebepaling van het EVRM.”