ECLI:NL:HR:2022:140
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Gelderland inzake inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X2] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 11 februari 2021, met nummer AWB 19/7213, die betrekking had op een voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G.M.C.M. Staats, heeft het cassatieberoep ingesteld, terwijl de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 8 oktober 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in de zaak met nummer 21/01274 (ECLI:NL:HR:2022:43). Dit arrest is gehecht aan de uitspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank Gelderland in stand blijft.