ECLI:NL:HR:2021:909
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had eerder een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2016, alsook een beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.