Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
3.De procedure voor het Hof
4.Beoordeling van het middel
In zoverre is het middel tevergeefs voorgesteld.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft een navorderingsaanslag in het recht van schenking die aan belanghebbende was opgelegd over het jaar 2008. De aanleiding voor de navorderingsaanslag was de storting van € 10 miljoen op een bankrekening door de echtgenoot van belanghebbende, voorafgaand aan hun huwelijk op 22 september 2008. De echtgenoten hadden huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij afweken van de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Na het overlijden van de echtgenoot in 2012 hebben de erfgenamen, waaronder belanghebbende, een vaststellingsovereenkomst gesloten over de omvang van de beperkte gemeenschap van goederen.
De Inspecteur stelde dat er sprake was van een schenking van € 5 miljoen bij het aangaan van het huwelijk, maar het Hof oordeelde dat er geen schenking kon worden aangenomen. Het Hof baseerde zich op de overweging dat de echtgenoot door de storting op de bankrekening een vordering op de bank had verkregen, die tot de beperkte gemeenschap behoorde. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er bij het aangaan van de huwelijksgemeenschap een vermogensverschuiving had plaatsgevonden die leidde tot een schenking. De Hoge Raad benadrukte dat de huwelijksgemeenschap een blijvende rechtsverhouding met zich meebrengt, waardoor de uiteindelijke verdeling van het vermogen pas bij het einde van de gemeenschap kan worden vastgesteld.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.602 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak is van belang voor de interpretatie van het begrip schenking in het kader van huwelijkse voorwaarden en beperkte gemeenschappen van goederen.