Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, een man, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2020. De vrouw, de verweerster, was niet verschenen en er was verstek verleend. De man had eerder in een kort geding in Nederland een verzoek ingediend om zijn gijzeling in Iran op te heffen, wat leidde tot een overeenkomst tussen partijen. De vrouw vorderde in deze procedure onder andere dat de man onterecht de overeenkomst had ontbonden en dat zij recht had op de bruidsschat zoals vastgesteld door de Iraanse rechtbank. De rechtbank had de overeenkomst ontbonden, maar het hof vernietigde dit vonnis en wees de vorderingen van de vrouw gedeeltelijk toe.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het recht had geschonden door partijen niet voorafgaand aan de uitspraak te informeren over de vervanging van twee raadsheren na het pleidooi. Dit had partijen de mogelijkheid ontnomen om een nadere mondelinge behandeling te verzoeken. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.