In deze zaak heeft [werkneemster] cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een schadevergoeding na een beëindigingsovereenkomst die was afgesloten met een vergoeding volgens een sociaal plan. De Hoge Raad heeft de klachten van [werkneemster] over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van NN, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van de beschikking zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [werkneemster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.799,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.