Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man en de vrouw, die samen twee kinderen hebben, hadden in 2016 afspraken gemaakt over de kinderalimentatie. De vrouw verzocht in hoger beroep om de kinderalimentatie te verhogen naar € 1.095 per kind per maand, terwijl de rechtbank het verzoek had afgewezen. Het gerechtshof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de kinderalimentatie gewijzigd. De man stelde in cassatie dat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven voor kinderalimentatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet relevant was voor de beoordeling van de wijziging van de alimentatie. De Hoge Raad bevestigde dat de contractsvrijheid van ouders bij afspraken over kinderalimentatie begrensd is door de dwingendrechtelijke regels die de belangen van minderjarige kinderen beschermen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter zelfstandig moet oordelen over de kinderalimentatie, ongeacht de afspraken tussen de ouders, als deze afspraken in strijd zijn met de wettelijke maatstaven. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de man en bevestigde de beslissing van het hof.