Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De prejudiciële procedure
2.Beantwoording van de prejudiciële vragen
3.Beslissing
1 november 2019.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad zich gebogen over de geldigheid van een niet-wijzigingsbeding met betrekking tot kinderalimentatie. De zaak is ontstaan uit een verzoek van de vrouw om wijziging van de kinderalimentatie, die was vastgesteld in een beschikking van de rechtbank. De man verweert zich met een overeenkomst waarin is vastgelegd dat de kinderalimentatie niet kan worden gewijzigd, ongeacht eventuele wijzigingen in omstandigheden. De rechtbank heeft de Hoge Raad gevraagd of een dergelijk beding nietig is, en onder welke voorwaarden het rechtsgevolg kan hebben.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn naar draagkracht bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, ook na echtscheiding. De rechter is niet gebonden aan afspraken tussen ouders als deze niet voldoen aan de wettelijke maatstaven. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen beantwoord en geconcludeerd dat een niet-wijzigingsbeding dat een toename van de draagkracht of behoefte van het kind uitsluit, nietig is. Echter, een beding dat een afname van de draagkracht uitsluit, kan rechtsgevolg hebben, mits het niet in strijd is met de verplichtingen jegens andere kinderen.
De Hoge Raad heeft ook aangegeven dat de toets voor een niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie niet dezelfde striktheid behoeft als bij partneralimentatie. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de reikwijdte van contractsvrijheid bij kinderalimentatie en de bescherming van de belangen van kinderen.