ECLI:NL:HR:2021:365

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
19/04167
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 november 2020, nr. 19/3718 AW. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling is die beroep in cassatie openstelt tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in dergelijke geschillen. Het middel dat door de belanghebbende is ingediend, stelt dat er sprake is van een rechtsmiddelverbod en dat dit verbod in deze zaak doorbroken moet worden omdat fundamentele rechtsbeginselen zouden zijn geschonden. De Hoge Raad heeft dit betoog verworpen en geconcludeerd dat zijn bevoegdheid om te oordelen over uitspraken van de Centrale Raad van Beroep beperkt is tot de uitleg en toepassing van enkele in de wet aangewezen begrippen. De Hoge Raad heeft ook aangegeven dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens geen grondslag biedt voor een uitbreiding van deze bevoegdheid. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/04167
Datum12 maart 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 november 2020, nr. 19/3718 AW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Limburg (nr. 18/1516) betreffende een besluit ingevolge de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze, die is gedaan in een geschil betreffende de toepassing van de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen.
Het middel spreekt in dit verband over een rechtsmiddelverbod en betoogt dat dit verbod in deze zaak moet worden doorbroken omdat de Centrale Raad van Beroep volgens het middel fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. Dit betoog kan niet worden aanvaard. De bevoegdheid van de Hoge Raad om te oordelen over uitspraken van de Centrale Raad van Beroep is beperkt tot de uitleg en toepassing van enkele in de wet aangewezen begrippen. Anders dan het middel betoogt, kan aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen grondslag worden ontleend voor uitbreiding van deze bevoegdheid.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.