In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 12 september 2001 een resolutie aangenomen waarin de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon op 11 september 2001 werden veroordeeld, en staten werden opgeroepen tot samenwerking om berechting van de daders mogelijk te maken.
(ii) Op 7 oktober 2001 begon een militaire operatie in Afghanistan.
(iii) Op 5 december 2001 werd de Veiligheidsraad gevraagd in te stemmen met een VN-missie in Afghanistan die de interim-regering zou moeten helpen met het bewaren van vrede en veiligheid rond Kabul en later mogelijk in andere delen van het land.
(iv) Op 20 december 2001 nam de Veiligheidsraad resolutie 1386 (2001) aan. Op grond van Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties werd de International Security Assistance Force (hierna: ISAF) ingesteld. Met resolutie 1386 (2001) machtigde de Veiligheidsraad de aan ISAF deelnemende landen om gedurende zes maanden alle noodzakelijke maatregelen te nemen en middelen in te zetten om het mandaat van ISAF uit te voeren. Het mandaat van ISAF is nadien verlengd en uitgebreid tot het gehele grondgebied van Afghanistan.
(v) De NAVO nam het commando van ISAF op zich in augustus 2003 en voerde dit commando uit tot het einde van de ISAF-missie in 2014. De NAVO had de strategische en operationele militaire leiding over de operaties en was verantwoordelijk voor het opzetten van (lokale) hoofdkwartieren.
(vi) SHAPE is opgericht bij het Protocol van Parijs.SHAPE trad op als oppercommandocentrum en algemeen hoofdkwartier van ISAF en is gevestigd te Mons/Bergen (België). JFCB is ondergeschikt aan SHAPE en is gevestigd te Brunssum (Nederland). JFCB fungeerde als operationeel hoofdkwartier van de ISAF-missie.
(vii) JFCB was verantwoordelijk voor de logistieke planning en uitvoering van de ISAF-missie: de troepen moesten tijdig en op de juiste plaats worden voorzien van al hetgeen nodig is voor het uitvoeren van een militaire operatie. Het verzorgen van de brandstofvoorziening werd aanvankelijk ter hand genomen door de individuele staten die troepen leverden. Op enig moment werd het echter strategisch-operationeel wenselijk geacht dat de brandstofvoorziening door JFCB zou worden uitgevoerd.
(viii) In 2006 en 2007 heeft JFCB namens SHAPE en ten behoeve van de staten die strijdkrachten in Afghanistan hadden, met Supreme zogenoemde Basic Ordering Agreements (hierna: BOA’s) afgesloten. Deze BOA’s hielden onder meer in dat Supreme brandstoffen leverde aan SHAPE ten behoeve van de ISAF-missie.
(ix) De op grond van de BOA’s door Supreme geleverde brandstoffen werden achteraf door de individuele staten betaald. Ook JFCB zelf nam brandstoffen af van Supreme. JFCB betaalde Supreme vanuit een gemeenschappelijk NAVO-budget. De prijzen van de brandstoffen waren variabel. Daarop werd door JFCB achteraf toezicht gehouden. In de BOA’s was overeengekomen dat Supreme exclusiviteit genoot voor de levering van brandstoffen. Voorts is in de BOA’s opgenomen dat Nederlands recht van toepassing is. De BOA’s bevatten geen forumkeuze voor een nationale rechter.
(x) Eind 2013 hebben partijen een overeenkomst gesloten (hierna: de escrow-overeenkomst). Op grond van deze overeenkomst kon Supreme na beëindiging van de BOA’s haar eventuele resterende vordering op grond van de BOA’s, voorzien van specificatie en onderbouwing, voorleggen aan een Release of Funds Working Group (hierna: RFWG). De RFWG is samengesteld uit personen verbonden aan JFCB en SHAPE. De RFWG controleerde en keurde de vorderingen, waarna uit het escrow-budget kon worden betaald.
(xi) De groep van ondernemingen waartoe Supreme behoort, wordt door SHAPE en JFCB verdacht van omvangrijke fraude met betrekking tot de levering van brandstoffen en de berekening van kosten in het kader van de ISAF-missie.