Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen
Bewezen is verklaard dat [verdachte] gedreigd heeft met zware mishandeling door dreigend in de richting van verbalisanten [ verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] te spugen.
Het enkel spugen en zelfs het dreigend spugen kan niet zonder meer een bedreiging met zware mishandeling opleveren.
Conform het hierboven genoemde arrest van de Hoge Raad moet er immers sprake zijn van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor zware mishandeling en dat het opzet van de verdachte daar ook op was gericht.
Noch in de tenlastelegging noch in de bewezenverklaring is ook maar enige Corona-gerelateerde omstandigheid opgenomen.
Het enkel spugen en zelfs het enkel dreigend (wat daar dan ook onder te verstaan zou zijn, hetgeen een volstrekt raadsel is zonder vermelding van een Corona-gerelateerde omstandigheid) kan op zichzelf nimmer bedreiging met zware mishandeling opleveren. Dat betekent dan ook dat [verdachte] vrijgesproken had moeten worden dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ook om andere redenen had [verdachte] vrijgesproken moeten worden van bedreiging met zware mishandeling door dreigend in de richting van agenten [ verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] te spugen.
Op de eerste plaats kan de bedreiging niet van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de agenten de redelijke vrees kon ontstaan van zware mishandeling.
Vaststaat dat [verdachte] bij of kort voorafgaand aan het spugen geen enkele Corona-gerelateerde woorden geroepen heeft.
Voorts staat vast dat de agenten zich op 3 à 4 meter afstand van [verdachte] bevonden op het moment dat hij spuugde. En tenslotte staat vast dat de spuug op 2 meter afstand van de agenten terecht is gekomen.
Op geen enkele wijze is de Corona-gerelateerde (door het RIVM geadviseerde) veiligheidszone van 1,5 meter van de agenten in het gedrang gekomen.
De Politierechter overweegt nog (p-v terechtzitting, pag. 6, 1e alinea) dat het een feit van algemene bekendheid is dat het virus met name wordt verspreid door spuugdruppeltjes. Overgelegd worden de pagina’s 1, 6 en 7 van de Covid-19 richtlijn van het RIVM. Onder het opschrift “Besmettingweg” is vermeld: “Druppelinfectie: transmissie via grote druppels uit hoesten en niezen binnen een afstand van 1,5 meter”.
Onder het opschrift “Aerogeen” is vermeld: “Er zijn geen aanwijzingen dat het virus zich aerogeen (via zwevende deeltjes in de lucht) verspreidt, ook niet via ventilatiesystemen, behalve tijdens Medische procedures die een infectieus aerosol genereren”.
De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat er geen sprake van is dat bij de agenten de redelijke vrees kon ontstaan op zware mishandeling door besmetting met Corona.
Evenmin is er sprake van opzet van [verdachte] op het doen ontstaan van een redelijke vrees bij de agenten voor zware mishandeling door besmetting met Corona.
heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor voor de inverzekeringstelling verklaard: “Ik heb de collega’s niet in het gezicht gespuugd of wat ze zeggen. Dit kwam door de pepperspray. Ik spuugde op de grond”. [verdachte] heeft ook geen enkel Corona-gerelateerd woord gebezigd bij of kort voorafgaand aan het spugen.
Voorts bevond [verdachte] zich op een afstand van ongeveer 4 meter van de beweerdelijk bedreigde agenten en is zijn spuug, volgens verbalisanten, terechtgekomen op 2 meter van die verbalisanten.
Dat betekent dat de Corona-gerelateerde veiligheidszone van 1,5 meter van de betreffende agenten op geen enkele wijze in het geding is gekomen. Aldus kan ook niet uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van [verdachte] worden afgeleid dat hij het opzet heeft gehad op bedreiging van de agenten met besmetting met Corona.
Op het moment van spugen stonden links en rechts agenten naast [verdachte] . Ook bij zijn arrestatie, heeft [verdachte] zich binnen de Corona-gerelateerde veiligheidszone van 1,5 meter van agenten bevonden. In die situaties is volstrekt niets gebeurd dat in verband met een Corona-bedreiging te brengen zou zijn. Ook vanuit dat perspectief bekeken ligt het volstrekt niet voor de hand dat [verdachte] dan wel de bedoeling zou hebben gehad om agenten die op 4 meter afstand staan, met een Corona-besmetting te bedreigen.
De conclusie is derhalve dat er geen sprake is van opzet van [verdachte] op bedreiging met een Corona-besmetting en in elk geval ontbreken daar de wettige bewijsmiddelen voor.
Alle jurisprudentie die tot op heden op Rechtspraak.nl is gepubliceerd in verband met Corona-gerelateerde bedreiging met zware mishandeling, bevat altijd twee essentiële elementen, waaraan in het overgrote gedeelte van de gevallen zelfs cumulatief wordt voldaan.
Het eerste element is dat de verdachte dreigend de woorden gebruikt “Ik heb Corona” of soortgelijke woorden. En het tweede element is korte afstand tussen de agent en de verdachte en het daarbij (trachten) te spugen in de richting van de agent.
De navolgende uitspraken kunnen worden genoemd:
- ECLI:NL:RBROT:2020:3337: de verdachte roept “Ik heb Corona” en spuugt (of tracht dat te doen) in de richting van de agenten die hem arresteren;
- ECLI:NL:RBROT:2020:3336: de verdachte is op zeer korte afstand van het slachtoffer, in ieder geval binnen de aanbevolen 1,5 meter afstand en spuugt in de richting van c.q. op het slachtoffer en voegt dreigend de woorden toe “Je bent bang voor Corona”.
- ECLI:NL:RBROT:2020:3338: de verdachte zegt dreigend tegen de agent: “You want Corona? I can give you” en spuugt vervolgens in de richting van die agent en spuugt ook op en tegen die agent.
- ECLI:NL:RBDHA:2020:2766: verdachte hoest/kucht op korte afstand in het gezicht c.q. in de richting van het gezicht van de agent en roept daarbij “Ik heb het Coronavirus, jullie nu ook”.
- ECLI:NL:RBROT:2020:2696: verdachte roept dreigend “Ik ga spugen, ik maak jullie allemaal ziek, ik heb Corona”.
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1393: verdachte roept “Ik heb Corona" en/of “Pas op, Corona” en spuugt in de richting van het gezicht van de agent.
In al deze gevallen is er sprake van een korte afstand en spugen of hoesten in het gezicht of in de richting van het gezicht van een ander en het daarbij roepen “Ik heb Corona”.
Geen enkel van de hierboven genoemde elementen is in de zaak van [verdachte] aanwezig. [verdachte] heeft absoluut niets geroepen over Corona.
bevond zich ook bij lange na niet op een korte afstand, zoals bedoeld in de bovenbedoelde jurisprudentie.
In theorie kan men zich nog voorstellen dat er sprake is van een bedreiging die uit de uiterlijke omstandigheden kan en moet worden afgeleid, indien begeleidende Coronawoorden ontbreken.
Dit zou het geval kunnen zijn indien men binnen 1,5 meter in het gezicht hoest of spuugt of tracht te hoesten of te spugen. Daarbij moet het gezicht het doelwit zijn (besmettingen vinden meestal plaats via mond, neus, ogen) maar kan er geen sprake zijn van een bedreiging met zware mishandeling indien men bijvoorbeeld zou hoesten of spugen richting de onderbenen van een ander.
In het geval van [verdachte] ontbreken Corona-gerelateerde bewoordingen, is er geen sprake van een korte afstand doch van 4 meter en verklaren agenten niet dat in de richting van het gezicht gespuugd is.
De conclusie is dat er ten eerste geen sprake is van opzet van [verdachte] , welk opzet niet kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm (een afstand van 4 meter, zonder dat er Corona-gerelateerde woorden gebezigd zijn). Evenmin kan uit die uiterlijke omstandigheden een voorwaardelijk opzet worden afgeleid gezien het ontbreken van woorden en de grote afstand tussen [verdachte] en de agenten.
En evenmin kunnen de agenten zich, gezien alle uiterlijke omstandigheden, redelijkerwijs bedreigd hebben gevoeld. Dat zou in theorie nog denkbaar zijn wanneer de 1,5 meter-norm in het geding gekomen zou kunnen zijn. Dat is niet het geval: [verdachte] bevond zich op 4 meter afstand en zelfs de spuug is buiten de 1,5 meter afstand van de agenten terechtgekomen.
De conclusie is dan ook dat er geen sprake kan zijn van een Corona-gerelateerde bedreiging met zware mishandeling.”
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
4.Beslissing
9 februari 2021.