4.2. De inhoud van de bewijsmiddelen – die door het Hof "elk ook in zijn onderdelen slechts gebezigd (zijn) tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft" – is vervat in de navolgende overweging van het Hof:
"Overwegende, dat het hof als bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 11 en III subsidiair tenlastegelegde bezigt:
- de opgave van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voor zover zakelijk luidende:
Ik ben naar Nederland gekomen in verband met het plegen van een aanslag op de consul-generaal van Turkije te Rotterdam. Op 20 juli 1982 heb ik ter uitvoering van dat plan een auto, merk Volkswagen, type K 70, opgehaald in Scheveningen. Deze auto heb ik die dag geplaatst te Rotterdam op de Westersingel, in de omgeving van het Turkse consulaat. Dit deed ik op aanwijzing van de man, die de volgende dag de leiding zou hebben bij de aanslag op die consul. Het was de bedoeling, dat die Volkswagen zou dienen als vluchtauto na het plegen van die aanslag.
Ik wist, dat zich toen in die auto vuurwapens bevonden en dat alle wapens geladen waren. Ook wist ik, dat bij die aanslag gebruik gemaakt zou worden van in ieder geval één vuurwapen.
Op 21 juli 1982 ging ik naar die Volkswagen, die nog steeds stond op de Westersingel te Rotterdam, op de plaats waar ik de auto geparkeerd had. Ik ontmoette bij die Volkswagen drie mannen.
In die auto lag ter uitvoering van de aanslag voor elk van ons een wapen klaar. Eén van die drie mannen had de leiding. Deze leider zei tegen me, dat ik uit die Volkswagen de pistoolmitrailleur van het merk MAT moest pakken. Dit heb ik gedaan. Een ander pakte in opdracht van die leider het pistool merk COLT, dat in die Volkswagen lag. Die ander, die de Colt gepakt had, mijn medestrijder, en ik zijn daarop weggelopen in de richting van het Centraal Station te Rotterdam. Wij hadden beiden het wapen, dat wij zojuist uit die Volkswagen gepakt hadden, bij ons. Wij zijn gaan staan aan de singelzijde van de Westersingel, links gezien de richting, waarin de auto van de consul-generaal later aldaar zou rijden. Mijn medestrijder zou schieten en ik had opdracht om te schieten als dat nodig was om mijn medestrijder te beschermen. Daar hebben we toen samen bijna een uur gewacht op de consul-generaal. Ik wist, dat die consul-generaal gereden zou worden in een groene Peugeot. Toen mijn medestrijder tegen me zei, dat de Peugeot met de consul-generaal eraan kwam, knielde ik op de grond om de MAT uit de tas, die ik bij mij had, te halen. Ik zag dat mijn medestrijder op de groene Peugeot schoot toen deze hem tot op 1 meter genaderd was. Hij schoot meerdere malen met zijn Colt.
Die Peugeot is vervolgens doorgereden. Ik ben toen naar onze vluchtauto gerend. Later heb ik staande naast onze auto, nabij noordwestelijke hoek van de Westersingel en de Mathenesserlaan te Rotterdam, met mijn machinepistool van het merk MAT een vuurstoot in de richting van de brug gegeven. Vervolgens ben ik rechts-achter in onze auto gaan zitten. Ik had eerder op die brug een personenauto gezien.
- een proces-verbaal van verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. W. van Veen, Rechter-Commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, op 29 september 1982, voor zover dat - zakelijk weergegeven – inhoudt als de op die dag aan de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring van een hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam:
Ik heb onder nummer 3223 op 21 juli 1982 proces-verbaal opgemaakt ter zake van een aanslag op de Turkse consul-generaal te Rotterdam.
Ik was als commandant van een ploeg van vijf man op 21 juli 1982 belast met het transport en de beveiliging van het transport van de Turkse consul te Rotterdam.
Toen de gepantserde Peugeot, waarin de Turkse consul rechts achterin zat, op 21 juli 1982 op de Westersingel te Rotterdam - gezien de rijrichting van die Peugeot - van links was beschoten, zag ik aan de rechterzijde van de Westersingel op de rijbaan ongeveer bij het begin van het hek van de kerk, die is gelegen op de hoek van de Westersingel en de Mathenesserlaan, een man met een vuistvuurwapen in de hand. Op dat moment bevond de Peugeot zich ter hoogte van die man. Ik zag toen, dat die man met de arm, waarmee hij het vuistvuurwapen vasthield, pompende bewegingen maakte alsof hij schoot. Hij deed dat, terwijl de Peugeot voortreed, korte tijd rennend achter de Peugeot, en daarbij richtend op de Peugeot. Dat speelde zich af aan de zijde van de Peugeot, waar de consul achterin was gezeten. De man kon de Peugeot niet bijhouden en zwaaide, naar ik zag, af.
- een proces-verbaal van verhoor van getuigen, opgemaakt op 1 oktober 1982 door voornoemde Rechter-Commissaris, voor zover dat - zakelijk veergegeven - inhoudt als de op die dag aan de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring van een hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam:
Ik heb onder nummer 1331 op 2l juli 1982 een proces-verbaal opgemaakt ter zake van een gewapende aanslag op de Turkse consulgeneraal te Rotterdam.
Ik was als bestuurder van een dienstauto, merk Peugeot, belast met het transport van de Turkse consul van zijn woning naar het Turkse consulaat te Rotterdam. Op 21 juli 1982 reed ik aldus, met mijn passagier de Turkse consul-generaal, vanaf de Westblaak naar links de Westersingel op. Toen de Peugeot met een snelheid van ongeveer 20 à 30 km/u op de Westersingel reed, hoorde ik plotse1ing schuin links vóór mij een behoorlijke klap op de auto.
Nog voor ik mij realiseerde wat dat zou kunnen betekenen, hoorde ik nog ongeveer drie klappen en zag ik dat de ruit van het linkervoorportier, vlak naast mij, werd verbrijzeld. Onmiddellijk na de klappen gaf ik plankgas en merkte ik, dat de Peugeot aanzienlijk snelheid vermeerderde.
Nadat ik bij het hoofdbureau van politie was gearriveerd, keek ik naar de door mij bestuurde Peugeot en zag ik het volgende:
- de linkervoorband was lek;
- onder de voorruit zag ik een ovaalvormig langwerpig gat in de carrosserie;
- in de voorruit, gezien vanaf de bestuurderszitplaats, linksbeneden een gat met een moet in het pantserglas. De voorruit was stuk, maar het pantserglas niet;
- een klein rond gat in de ruit van het linkervoorportier. Het was precies ter hoogte van mijn hoofd gezien vanuit mijn positie als chauffeur. Het pantserglas was niet beschadigd, maar het gewone glas was versplinterd.
- een ambtsedig proces-verbaal nr. 54/1982, gesloten en getekend op 23 juli 1982, en opgemaakt door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk brigadier-rechercheur en technisch opsporingsambtenaren B van gemeentepolitie te Rotterdam, voor zover dat - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 21 ju1i 982 stelde ik uit een personenauto, van het merk Volkswagen, type K 70, een geladen pistool van het merk Zulaica, kaliber 7,65 millimeter, een leeggevuurd pistool van het merk Colt, kaliber .45, voorzien van het serienummer [001], een geladen pistoolmitrailleur, merk HAT, kaliber 9 millimeter Parabellum, voorzien van het serienummer [002] alsmede een geladen pistoolmitrailleur "United defense supply corporation", kaliber 9 millimeter Parabellum, voorzien van de nummers [003] en [004], veilig.
- een ambtsedig proces-verbaal 54 A/1982, gesloten en getekend op 25 juli 1982, en opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 4], technisch opsporingsambtenaar B van gemeentepolitie te Rotterdam, voor zover dat - zakelijk weergegeven - inhoudt als hun relaas:
Op 23 juli 1982 ontvingen wij uit handen van [verbalisant 2], technisch opsporingsambtenaar B van gemeentepolitie, een in het dashboard van de politieauto, merk Peugeot, gekentekend [AA-00-BB], aangetroffen gedeformeerd mantelprojectiel van het kaliber .45, en een in het linkervoorwiel van genoemde politieauto aangetroffen gedeformeerd mantelprojectiel van het kaliber .45.
Op 24 juli l982 ontvingen wij uit handen van politiepersoneel, een door garagepersoneel uit het linkervoorportier van de politieauto, merk Peugeot, gekentekend [AA-00-BB], verwijderde mantel alsmede een loden kern van een afgevuurd projectiel van het kaliber .45.
Verder waren reeds door mij, verbalisant [verbalisant 1], op 21 juli l982 voor onderzoek veiliggesteld:
- het in de tuin van pand 88 aan de Westersingel te Rotterdam aangetroffen gedeformeerde mantelprojectiel van het kaliber .45;
- acht op de Westersingel te Rotterdam aangetroffen afgevuurde patroonhulzen van het kaliber .45.
Voor het instellen van een vergelijkend krassporenonderzoek vuurden wij met de pistolen van de merken Zulaica en Colt, alsmede met beide pistoolmitrailleurs, een aantal projectielen af.
Gezien de verkregen aansluitingen tussen de krassporenbeelden, aanwezig op voornoemde projectielen van het kaliber .45, die werden aangetroffen in dashboard, in linkervoorwiel en in linker voorportier van de politieauto, merk Peugeot, gekentekend [AA-00-BB], alsmede gevonden in tuin pand 88 Westersingel en de krassporenbeelden, aanwezig op de proefprojectielen staat vast, dat dit eerstgenoemde projectielen afgevuurd zijn met het pistool van het merk Colt, voorzien van het serienummer [001].
Gezien de verkregen aansluitingen tussen de krassporenbeelden, aanwezig op voornoemde patroonhulzen, kaliber .45, aangetroffen op de Westersingel en de krassporenbeelden, aanwezig op de proefhulzen, staat vast dat de eerstgenoemde hulzen afgevuurd zijn met het pistool van het merk Colt, kaliber .45, voorzien van het serienummer [001].
- een geschrift, zijnde een ambtsedig proces-verbaal als bijlage G bij het moederproces-verbaal nr. 21/1982, gesloten en getekend op 21 juli 1982, en opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], respectievelijk brigadier- en hoofdagent rechercheur van gemeentepolitie te Rotterdam, voor zover dat inhoudt als de op die dag aan verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben sedert augustus 1978 consul-generaal van Turkije te Rotterdam.
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 31 augustus 1981, door mr. N.P. Muusse, Rechter-Commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, voor zover dat inhoudt - zakelijk weergegeven - als de op die dag aan de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring van verdachte:
Ik heb op 21 juli 1982 te Rotterdam, na de aanslag op de Turkse consul, een salvo schoten gelast om te voorkomen dat mensen bij onze auto zouden komen. Dit salvo was bedoeld ter bescherming van de hele groep en van mijzelf.
- een proces-verbaal van verhoor van getuigen, opgemaakt op 29 september 1981 door mr. Van Veen voornoemd, voorzover dat inhoudt - zakelijk weergegeven -
1. als de op die dag afgelegde verklaring van een hoofdagent van gemeentepolitie te Rotterdam:
Toen ik mij op 21 juli 1982 tezamen met een collega bevond in een zwarte dienstauto, merk Volkswagen (V.A.G.), type Golf, op de Witte de Withbrug te Rotterdam, na de aanslag op de Turkse consul, zag ik, dat een man de loop van een lang vuurwapen recht vooruit in de richting van onze auto gericht hield. Ik zag, dat hij dat wapen op maaghoogte met beide handen vasthield en dat hij aldus met het lange vuurwapen in de richting van onze auto richtte. Ik zag onmiddellijk daarop rookpluimen aan de voorzijde van het wapen. Ik zag, dat de man, die op ons geschoten had, via het geopende rechte achterportier van de auto, waarmee hij vluchtte, instapte.
2. als de op die dag afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Nadat ik op 21 juli 1982 had gezien, dat er op de Westersingel te Rotterdam op een auto was geschoten, zag ik dat een man liep naar de hoek van de Mathenesserlaan en de Westersingel. Hij bleef daar staan op de stoep met zijn gezicht gekeerd in de richting van de Witte de Withbrug. Ik zag, dat hij met beide handen lang vuurwapen vast had. Ik kon ook dat vuurwapen helemaal zien. Ik zag, dat de man met het vuurwapen voor zich van links naar rechts een maaiende beweging maakte.
De man hield het wapen recht voor zich uit.
Ik zag en hoorde, dat de man met het vuurwapen schoot.
Onmiddellijk daarop rende de man terug naar de auto met het lange vuurwapen onder de linkerarm.
Ik zag, dat hij op de rechterachterplaats ging zitten.
De auto reed uit stilstand toen snel weg".