Uitspraak
Aantekening van het mondeling vonnis
[verdachte] ,
Het onderzoek ter terechtzitting
De inhoud van de tenlastelegging
(Partiële) vrijspraak
fysiekeervaring. Beide politieagenten hebben verklaard over angst en zorgen, een van hen ook dat hij zich vies voelde. Dat alles duidt op een onaangename
psychischeervaring (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2019:2600). Uit het dossier blijkt niet van een fysieke reactie op het hoesten van de verdachte.
Alle gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
Op woensdag 18 maart 2020 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en [verbalisant 2] (brigadier van politie Eenheid Den Haag), ter controle en naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften de bestuurder van de Renault een stopteken gegeven. Na een achtervolging zagen wij dat de bestuurder zijn auto stopte op de parkeerplaats van sportvereniging Lugdunum te Leiden. Wij hoorden de bestuurder, de verdachte, schreeuwen dat hij niet gereden had. Wij hoorden dat hij met een dubbele tong sprak en onvast ter been was. Ik, [verbalisant 2] , zei tegen de verdachte: “Doe niet zo gek. Ik zie je letterlijk achter het stuur zitten en wij hebben je beiden zien rijden. Ik vorder bij deze dat je mij je rijbewijs ter inzage geeft.” Wij zagen dat de verdachte achteruit begon te lopen bij ons vandaan. Ik, [verbalisant 2] , zei dat hij moest blijven staan omdat wij een blaastest bij hem wilde afnemen. Wij zagen dat hij achteruit bleef lopen en zijn spieren aanspande. Ik, [verbalisant 2] , pakte de arm van de verdachte en zei dat hij mee moest werken. Ik, [verbalisant 1] , pakte de andere arm van de verdachte vast. Wij hebben hem vervolgens met zijn buik tegen het voertuig geplaatst.Ik, [verbalisant 2] , zei vervolgens het volgende tegen de verdachte: “Doe rustig man. Dit is niet nodig. Werk gewoon mee. Dat is beter voor jou en voor ons. Ik heb geen zin om hier te gaan vechten. Als je wegrent of niet meewerkt, zullen wij geweld gaan gebruiken.” Wij hoorden dat de verdachte zei: “Wat een zielenpoten zijn jullie. Ik werk toch niet mee. Je hoeft geen geweld te gebruiken. Dit is machtsmisbruik en geweld is niet nodig.”Ik, [verbalisant 1] , stond aan de rechterkant van de verdachte. Ik, [verbalisant 2] , stond aan de linkerkant van de verdachte. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de verdachte zijn hoofd omdraaide en mij aankeek. Ik zag dat de verdachte zijn mond open deed en hard begon te hoesten. Ik voelde de spetters in mijn gezicht belanden. Ik, [verbalisant 2] , duwde de verdachte vervolgens harder tegen het voertuig aan en zei dat hij moest stoppen met zijn gedrag. Ik zag dat de verdachte zijn hoofd omdraaide en zijn mond opende en in mijn gezicht hoestte. Ik, [verbalisant 2] , voelde de spetters in mijn gezicht komen. Wij hebben de verdachte vervolgens met zijn hoofd naar beneden geduwd. Wij hoorden dat de verdachte zei: “Lekker jongens. Ik heb het coronavirus. Jullie nu ook. Dat is lekker jullie werk. Nu heb je stress.”
Ik was in uniform gekleed en ik reed met mijn collega [verbalisant 2] in een opvallend politievoertuig.
Ik was in uniform gekleed en ik reed met mijn collega [verbalisant 1] in een opvallend politievoertuig.
Ik ben geschrokken. Het probleem met het coronavirus is nu zo ongrijpbaar, zo ontraceerbaar voor onze zintuigen. Het is de angst voor wat er nu met mij gaat gebeuren. Het is inmiddels iedereen wel duidelijk dat dit niet zomaar een griep is. Ik volg het nieuws, hiervan weet ik dat je besmet kan worden door hoesten, niezen, er komen dan kleine druppeltjes in de lucht. Deze druppels kun je inademen of op je handen krijgen en dan besmet raken. Toen de verdachte in mijn gezicht hoestte, voelde ik spetters in mijn gezicht. De manier waarop de verdachte mij aankeek en indringend zei dat hij het coronavirus had en dat ik het nu ook heb, laat mij niet los. Ik maak mij oprecht zorgen om mijn gezondheid en de gezondheid voor mijn gezin en collega’s. Het zal nu een onzekere tijd voor mij worden.
Ik heb beide agenten in hun gezicht gehoest. Het zou kunnen dat de spetters van de hoest in hun gezicht terecht zijn gekomen. Op dat moment stonden ze naast mij, want ze hadden mij vastgepakt. Tijdens het hoesten heb ik gezegd dat ik het coronavirus heb en dat zij het ook zouden krijgen.
De bewezenverklaring
, althans woorden van gelijke aard of strekking;
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
- feit 1 primair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
- feit 2 primair: opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;
- feit 4: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
De straf en de bijkomende straf
De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
De toepasselijke wetsartikelen
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
- feit 1 primair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
- feit 2 primair: opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;
- feit 4: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken;
2 (twee) weken, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
10 (tien) maanden;