ECLI:NL:HR:2021:1722

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
20/02265
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gemeente voor letselschade veroorzaakt door afgebroken boomtak

In deze zaak heeft de Gemeente Zutphen cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de gemeente voor letselschade die is veroorzaakt door een afgebroken boomtak. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Gemeente heeft in deze procedure verweer gevoerd, bijgestaan door haar advocaten, en heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vicepresident en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02265
Datum19 november 2021
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelende te Zutphen,
EISERES tot cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaat: B.T.M. van der Wiel, aanvankelijk ook P.A. Fruytier,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: A.H. Vermeulen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak NL18.10401 van de rechtbank Gelderland van 4 januari 2019;
het arrest in de zaak 200.257.252 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020.
De Gemeente heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de Gemeente mede door T. van Tatenhove.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
19 november 2021.