ECLI:NL:HR:2021:1680
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingaanslagen vastgoedbelasting 2016
In deze zaak heeft belanghebbende, een individu te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 13 februari 2020. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin aan belanghebbende voor het jaar 2016 aanslagen in de vastgoedbelasting waren opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarin hij zijn standpunten verder heeft toegelicht.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof in stand laat.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2021 door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.