ECLI:NL:HR:2021:1655
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake kosten van vervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door R.B.H. Beune, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2020, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De zaak betreft de kosten van vervolging die aan de belanghebbende in rekening waren gebracht.
De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld. Het eerste middel faalde op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van dezelfde datum, en ook de overige middelen konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de middelen niet tot cassatie konden leiden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het bestuurs- en belastingrecht.