ECLI:NL:HR:2021:1585
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake betalingsonmacht griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 11 augustus 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 14 februari 2020 werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, maar het beroep op betalingsonmacht werd afgewezen op basis van de ingediende gegevens.
De griffier heeft belanghebbende vervolgens gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. De griffier heeft belanghebbende ook de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.