ECLI:NL:HR:2021:1528

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
21/01205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en digitale indiening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie ingesteld door M.G.J. Smit te Monster. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021. De indiener had het beroepschrift digitaal ingediend via het webportaal van de Hoge Raad, maar had het verschuldigde griffierecht niet betaald. De griffier had de indiener op 28 april 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief was echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie plaatsvond en het griffierecht opnieuw werd opgevraagd.

De Hoge Raad oordeelde dat de indiener op 3 juni 2021 een bericht had ontvangen waarin hij werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Aangezien de indiener geen gebruik had gemaakt van deze gelegenheid, concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01205
Datum15 oktober 2021
ARREST
op het door M.G.J. Smit te Monster ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, nrs. 19/00785 tot en met 19/00792.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie is digitaal via het webportaal van de Hoge Raad ingediend en volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z] (België).
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 28 april 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het door de indiener van beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
Aangezien aan de indiener van het beroepschrift in cassatie op 26 maart 2021 toegang is verleend tot het digitaal dossier, heeft de griffier van de Hoge Raad op 3 juni 2021 een bericht in dat digitale dossier geplaatst waarbij de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier is eveneens op 3 juni 2021 een notificatie verzonden naar het e–mailadres dat de indiener voor dit doel heeft opgegeven. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat de indiener van het beroepschrift dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 3 juni 2021. Van de gelegenheid tot het doen van de hiervoor bedoelde mededeling is geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.