ECLI:NL:HR:2021:1450
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van sectorindeling voor werknemersverzekeringen van franchisenemers in de detailhandel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de sectorindeling van een franchisenemer in de detailhandel. De belanghebbende, een franchisenemer die een bouwmarkt exploiteert, was door de Inspecteur ingedeeld in sector 17 (Detailhandel en ambachten) op basis van artikel 95 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De franchisenemer verzocht om indeling in sector 19 (Grootwinkelbedrijf) op basis van artikel 5.4 van de Regeling Wfsv, maar dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen. De belanghebbende stelde dat de Inspecteur de concernregeling onjuist had toegepast en dat de maatschappelijke functie van de onderneming zou moeten leiden tot indeling in sector 19.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de Inspecteur zijn beoordelingsvrijheid op redelijke wijze had ingevuld en dat de indeling in sector 17 terecht was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het middel van de belanghebbende faalde. De Hoge Raad stelde dat de Inspecteur bij de toepassing van de concernregeling rekening moest houden met de werkzaamheden waarvoor de gezamenlijke werkgevers het grootste bedrag aan premieplichtig loon betalen. De Hoge Raad oordeelde dat de werkzaamheden van de detailhandel kenmerkend zijn voor de maatschappelijke functie van de groep als geheel, en dat de indeling in sector 17 dus gerechtvaardigd was.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en werd in het openbaar uitgesproken.