ECLI:NL:HR:2021:1358

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
20/01411
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gemeentelijke afvalstoffenverordening en vrijheid van meningsuiting

In deze zaak heeft de Gemeente Utrecht cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Gemeente, vertegenwoordigd door advocaten M.W. Scheltema, N.E. Groeneveld-Tijssens en S.A.L. van de Sande, betwistte de beslissing van het hof met betrekking tot de gemeentelijke afvalstoffenverordening en de toepassing van een opt-in-systeem voor huis-aan-huisbladen. DPG Media B.V., de verweerder in cassatie, werd vertegenwoordigd door advocaat A.M. van Aerde, en heeft een verweerschrift ingediend ter verwerping van het cassatieberoep. De zaak werd verder toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij DPG ook N.M. Bilderbeek inschakelde.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de Gemeente verworpen en de Gemeente veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien de Gemeente deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. Het arrest is gewezen op 24 september 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01411
Datum24 september 2021
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE UTRECHT,
zetelende te Utrecht,
EISERES tot cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaten: aanvankelijk M.W. Scheltema, thans N.E. Groeneveld-Tijssens en S.A.L. van de Sande,
tegen
DPG MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: DPG,
advocaat: A.M. van Aerde.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/492265 / KG ZA 19-722 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 december 2019;
het arrest in de zaak 200.271.428 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 februari 2020.
De Gemeente heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
DPG heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor DPG mede door N.M. Bilderbeek.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur- Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van de Gemeente hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DPG begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de Gemeente deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 september 2021.