ECLI:NL:HR:2021:1207

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
20/03954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over douanerechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] LTD. uit het Verenigd Koninkrijk tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende was uitgereikt. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 oktober 2020, nr. 19/00225, bekrachtigd. Dit arrest volgt op eerdere arresten van de Hoge Raad, waarbij eerdere uitspraken van het Hof zijn vernietigd en de zaken zijn terugverwezen voor verdere behandeling. De belanghebbende, vertegenwoordigd door R.M.P.G. Niessen-Cobben, heeft een middel voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond is verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03954
Datum6 augustus 2021
ARREST
in de zaak van
[X] LTD. te [Z], Verenigd Koninkrijk, (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 oktober 2020, nr. 19/00225, betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.

1.Het eerste en tweede geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015, nr. 12/02876, ECLI:NL:HR:2015:3467, is vernietigd de uitspraak van het Hof van 10 mei 2012, nr. 10/00636, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. Bij arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2019, nr. 18/00958, ECLI:NL:HR:2019:164, is vernietigd de uitspraak van het Hof van 30 januari 2018, nr. 15/00859, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het derde geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.M.P.G. Niessen-Cobben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021.