Uitspraak
gevestigd te Antalya, Turkije,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen de Turkse luchtvaartmaatschappij Turistik Hava en een Nederlandse copiloot. De werknemer, die in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft een arbeidsovereenkomst met Turistik Hava, waarin Turks recht is gekozen. De centrale vraag was welk recht van toepassing is op deze arbeidsovereenkomst, met name of de werknemer kan terugvallen op dwingende regels van het Nederlands arbeidsrecht ondanks de keuze voor Turks recht.
De Hoge Raad oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet een kennelijk nauwere band heeft met Turkije dan met Nederland, en dat Nederland als het gewone werkland van de werknemer moet worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof Amsterdam, dat eerder had geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst onder Turks recht viel. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van de toepasselijkheid van het recht rekening moet worden gehouden met alle relevante factoren, zoals waar de werknemer belasting betaalt en waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid.
De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de Verordening Rome I, die de regels voor het toepasselijke recht op arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter regelt. De uitspraak bevestigt dat werknemers in grensoverschrijdende situaties bescherming kunnen genieten onder het dwingende recht van hun woonland, zelfs als er een rechtskeuze is gemaakt voor het recht van een ander land.