ECLI:NL:HR:2020:828
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in samenwerkingsverbanden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor een vennootschap onder firma (vof). De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een onderneming drijft in de vorm van een vof, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had geoordeeld dat de KIA voor de belanghebbende voor het jaar 2016 vastgesteld moest worden op € 13.340, na doorschuiving van een bedrag van € 2.347 naar 2017. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld hoe de KIA moet worden berekend in het geval van een samenwerkingsverband.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de berekening van de KIA van de belastingplichtige de investeringen van het samenwerkingsverband samengeteld moeten worden. Dit betekent dat de KIA wordt berekend alsof de onderneming van het samenwerkingsverband voor rekening van één belastingplichtige wordt gedreven. De Hoge Raad bevestigt dat de KIA van de belastingplichtige het naar evenredigheid van zijn eigen investeringen berekende bedrag is, vermeerderd met de investeringen van de overige leden van het samenwerkingsverband.
In deze zaak heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de KIA voor de belanghebbende moet worden berekend aan de hand van de derde rij van de KIA-tabel, wat resulteert in een KIA van € 6.670. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft. De proceskosten worden niet toegewezen.