ECLI:NL:HR:2020:1997

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
19/04494
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennelijk onredelijke opzegging van arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de Stichting Regionaal Opleidingscentrum van Amsterdam (ROCvA), die door [eiser] als kennelijk onredelijk werd betwist. De advocaat van [eiser], A.H.H. Conradi-Vermeulen, heeft het cassatieberoep ingesteld, terwijl ROCvA, vertegenwoordigd door advocaat S.F. Sagel, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De zaak is verder toegelicht door de advocaten en door R. van Haeringen voor ROCvA.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, verwijzend naar eerdere uitspraken van de kantonrechter en het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen op 11 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04494
Datum11 december 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: A.H.H. Conradi-Vermeulen,
tegen
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGSCENTRUM VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ROCvA,
advocaat: S.F. Sagel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 4894994/MC EXPL 16-3037 van de kantonrechter te Almere van 5 april 2017;
het arrest in de zaak 200.221.858/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ROCvA heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ROCvA mede door R. van Haeringen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ROCvA begroot op € 2.763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
11 december 2020.