In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de Stichting Regionaal Opleidingscentrum van Amsterdam (ROCvA), die door [eiser] als kennelijk onredelijk werd betwist. De advocaat van [eiser], A.H.H. Conradi-Vermeulen, heeft het cassatieberoep ingesteld, terwijl ROCvA, vertegenwoordigd door advocaat S.F. Sagel, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De zaak is verder toegelicht door de advocaten en door R. van Haeringen voor ROCvA.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, verwijzend naar eerdere uitspraken van de kantonrechter en het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen op 11 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.