In deze zaak heeft Lanvas Vastgoed B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil met de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een gebouw, waarbij Lanvas in eerste instantie in het gelijk werd gesteld door de rechtbank Rotterdam. Het hof heeft echter het vonnis van de rechtbank vernietigd, wat heeft geleid tot het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van Lanvas over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en Lanvas veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de VvE zijn begroot op nihil. Het arrest is gewezen op 20 november 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.