In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente Haarlem was opgelegd. Betrokkene, die op 1 januari 2020 in een isoleercel was geplaatst, stelde dat zijn rechten niet waren gerespecteerd, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de burgemeester. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende inspanningen had geleverd om betrokkene te horen, wat in strijd was met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Daarnaast werd vastgesteld dat betrokkene te laat een advocaat had gekregen, wat ook een schending van zijn rechten betekende. De rechtbank verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en veroordeelde de gemeente Haarlem tot betaling van een schadevergoeding van € 225,- aan betrokkene, omdat hij niet tijdig was bijgestaan door een advocaat en niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt te verwoorden. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester verantwoordelijk is voor het waarborgen van de rechten van betrokkene, vooral in een situatie waarin hij zich in een kwetsbare positie bevond. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 7:1 en 7:2 van de Wvggz, die de rechten van personen onder een crisismaatregel beschermen.