Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juli 2018. De verdachte, geboren in 1969, had beroep in cassatie ingesteld, maar er waren geen cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.