ECLI:NL:PHR:2020:1051

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
19/02853
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot hawala-bankieren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De veroordeling volgde na een eerdere vernietiging van een uitspraak door de Hoge Raad in 2014, waarbij de zaak was teruggewezen naar het hof. Op 5 juli 2018 werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd er verbeurdverklaring uitgesproken van een bestelauto en een geldbedrag van € 100.000,-. De zaak is samenhangend met andere zaken tegen medeverdachten, en het cassatieberoep is ingesteld zonder dat er middelen zijn ingediend. De aanzegging van de betekening van het cassatieberoep aan de verdachte vond plaats op 12 juli 2019, en de raadsman werd op 24 juli 2019 op de hoogte gesteld. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, kan hij niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/02853
Zitting25 augustus 2020

CONCLUSIE

F.W. Bleichrodt
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft – nadat de Hoge Raad bij arrest van 28 oktober 2014 [1] de eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 15 februari 2013 had vernietigd en de zaak had teruggewezen – bij arrest van 5 juli 2018 [2] de verdachte wegens 1. “medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken” en 3. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Voorts heeft het hof de verbeurdverklaring uitgesproken van een bestelauto en van een geldbedrag van € 100.000,-. Ten slotte heeft het hof ten aanzien van de in het arrest vermelde in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan de verdachte gelast of de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast.
2. De zaak hangt samen met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 3] (18/04416) en [medeverdachte 2] (19/02851). In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Er is geen schriftuur ingediend.
4. De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid Sv is op 12 juli 2019 in persoon aan de verdachte betekend. Op 24 juli 2019 is voorts mededeling van de betekening gedaan aan de raadsman van de verdachte (mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam). [3]
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

3.Uit de stukken van het geding blijkt dat mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, zich in cassatie als advocaat van de verdachte heeft gesteld. Deze stelbrief is op 23 juli 2019 bij de Hoge Raad binnengekomen.