ECLI:NL:HR:2020:1734

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
19/04932
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen architectenbureau met betrekking tot proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder in deze zaak een uitspraak gedaan op 30 juli 2019, waartegen eiser zich wilde verzetten. De advocaat van eiser, J.A.J. Leeman, heeft de zaak toegelicht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen het architectenbureau, dat als verweerder in cassatie fungeert, verstek is verleend. Dit betekent dat het architectenbureau niet is verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van het architectenbureau zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 6 november 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04932
Datum6 november 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.A.J. Leeman,
tegen
[het architectenbureau] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [het architectenbureau],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 6112779 CV EXPL 17-4615 van de kantonrechter te Dordrecht van 11 januari 2018;
het arrest in de zaak 200.239.006/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 juli 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [het architectenbureau] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [het architectenbureau] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
6 november 2020.