In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder in deze zaak een uitspraak gedaan op 30 juli 2019, waartegen eiser zich wilde verzetten. De advocaat van eiser, J.A.J. Leeman, heeft de zaak toegelicht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen het architectenbureau, dat als verweerder in cassatie fungeert, verstek is verleend. Dit betekent dat het architectenbureau niet is verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van het architectenbureau zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 6 november 2020.