Uitspraak
wonende te [woonplaats], Duitsland,
gevestigd te Leiden,
zetelende te Den Haag,
2.Uitgangspunten en feiten
kennelijkheeft geschonden. De wijze waarop de Afdeling de kwestie benadert blijkt onder meer uit de (…) uitspraak van 11 september 2012 (…). Deze benadering komt neer op het volgende (…).
alleofficieren en onderofficieren van de KhAD/WAD hebben meegedaan aan de schending van mensenrechten, omdat zij – uitzonderingen als zij-instromers daargelaten – anders die positie niet zouden hebben verworven. In de zaak B. en D. ontbrak een rapport met een vergelijkbare conclusie. Indien dan ten aanzien van een individuele asielzoeker die (onder)officier in de KhAD/WAD is geweest wordt geconcludeerd dat hij, behoudens tegenbewijs, ook aan die mensenrechtenschendingen heeft meegedaan, is dat nog steeds een individuele beoordeling. Het feit dat hij deel uitmaakt van een grotere groep van personen die in dezelfde positie verkeren maakt dat niet anders. Dat is het gevolg van de inhoud van het ambtsbericht op dit punt. De waardering van het ambtsbericht en de daarin vervatte conclusies ten aanzien van (onder)officieren van de KhAD/WAD als bewijs is, zoals opgemerkt, een zaak van de nationale rechter.
kennelijkheeft geschonden.
3.Beoordeling van het middel
Toepassing van artikel 1F Vv ten aanzien van personen die behoren tot een categorie waarvan de Staatssecretaris heeft geconcludeerd dat in de regel artikel 1F Vv van toepassing is
tenzij de betreffende vreemdeling kan aantonen dat er in zijn individuele geval sprake is van een significante uitzondering.
omkeringvan de bewijslast ten opzichte van eerdergenoemd uitgangspunt en geen prima facie tegenwerping van artikel 1F Vv. De vreemdeling moet het ongelijk van de tegenwerping van artikel 1F Vv aantonen en wordt hiertoe uitgebreid in de gelegenheid gesteld. Daarnaast wordt de betreffende vreemdeling uitgebreid in de gelegenheid gesteld om andere verweren in te brengen op grond waarvan hij gevrijwaard zou zijn van zijn individuele verantwoordelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn het handelen onder dwang, zelfverdediging, etc.
4.Beslissing
2 oktober 2020.