ECLI:NL:HR:2020:1367

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
19/02298
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking Hoge Raad inzake beklag ex art. 552a Sv over teruggave inbeslaggenomen goederen en gegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2020 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een cassatieberoep van de klaagster, een rechtspersoon, tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2018. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin zij verzocht om teruggave van inbeslaggenomen goederen en vastgelegde gegevens, die waren genomen ter uitvoering van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten. De advocaat-generaal had verzocht om het cassatieberoep met gesloten deuren te behandelen en in afwezigheid van de klaagster en haar raadsman. De klaagster verzocht om afwijzing van dit verzoek.

De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor een behandeling met gesloten deuren, aangezien niet was aangetoond dat openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden. Ook was er geen reden om het verzoek van het openbaar ministerie om de beschikking in het openbaar uit te spreken af te wijzen. De Hoge Raad wees de verzoeken van het openbaar ministerie af en stelde de advocaat-generaal in de gelegenheid om zich uit te laten over de voorgestelde cassatiemiddelen. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting van 15 september 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02298 B
Datum8 september 2020
TUSSENBESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2018, nummer RK 18/967, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster.
Bij brief van 9 augustus 2019 heeft de advocaat-generaal bij het ressortsparket namens het openbaar ministerie het verzoek gedaan tot - kort gezegd - vertrouwelijke behandeling van het cassatieberoep.
Bij brief van 19 september 2019 heeft de raadsman van de klaagster, A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam, het verzoek gedaan tot afwijzing van het namens het openbaar ministerie gedane verzoek.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft op 23 juni 2020 een rolconclusie genomen. Deze rolconclusie strekt onder meer ertoe dat de rolraadsheer van de Hoge Raad het verzoek van het openbaar ministerie in handen stelt van de in artikel 21 en 22 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde (raad)kamer van de Hoge Raad, dat deze de klaagster ontvangt in het cassatieberoep, dit cassatieberoep in het openbaar behandelt en de beslissing daarop in het openbaar uitspreekt.
Bij rolbeslissing van 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1272 heeft de rolraadsheer van de Hoge Raad bepaald dat:
- het verzoek van het openbaar ministerie tot vertrouwelijke behandeling van het cassatieberoep wordt toegewezen voor zover het ertoe strekt dat aan de klaagster en haar raadsman niet de in het verzoek bedoelde processtukken zullen worden verstrekt die de Hoge Raad op de voet van artikel 434 lid 1 Sv zijn toegezonden;
- het verzoek van de raadsman van de klaagster wordt toegewezen, wat betreft de tot nu toe in de cassatieprocedure opgemaakte stukken, voor zover deze stukken niet reeds aan de raadsman van de klaagster zijn verstrekt, en dat het verzoek voor het overige wordt afgewezen;
- het verzoek van het openbaar ministerie in handen wordt gesteld van de in artikel 21 en 22 Sv bedoelde (raad)kamer van de Hoge Raad.

2.De beschikking van de rechtbank

2.1
Het procesverloop in deze zaak is weergegeven in de rolconclusie van de advocaat‑generaal onder 2.1. In het bijzonder is van belang dat ter uitvoering van een rechtshulpverzoek van de justitiële autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika onder de klaagster goederen in beslag zijn genomen en gegevens zijn vastgelegd.
2.2
De klaagster heeft op 19 april 2018 een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv ingediend en daarbij de teruggave van de inbeslaggenomen zaken en vastgelegde gegevens verzocht. De rechtbank heeft dit klaagschrift op 26 november 2018 in het openbaar behandeld en het beklag bij beschikking van 17 december 2018 ongegrond verklaard. Namens de klaagster is tegen die beschikking beroep in cassatie ingesteld.

3.Verzoeken betreffende de behandeling van het cassatieberoep en de uitspraak

3.1
Namens het openbaar ministerie is onder meer verzocht het cassatieberoep met gesloten deuren en in afwezigheid van de klaagster en haar raadsman te behandelen en ervan af te zien de door de Hoge Raad te nemen beschikking in het openbaar uit te spreken.
3.2
Namens de klaagster is verzocht deze verzoeken van het openbaar ministerie af te wijzen.

4.Juridisch kader

De volgende wettelijke bepalingen zijn van toepassing.
- Artikel 552a lid 7 Sv:
“7. De behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.”
- Artikel 22 lid 2 Sv:
“2. Indien behandeling in het openbaar is voorgeschreven, kan de raadkamer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.”
- Artikel 23 lid 2 en 6 Sv:
“2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. (...)
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.”
- Artikel 24 lid 1 Sv:
“1. De beschikking van de raadkamer is met redenen omkleed. Indien openbare behandeling door de raadkamer is voorgeschreven, wordt zij in het openbaar uitgesproken.”

5.Beoordeling

5.1
Wat betreft het verzoek het cassatieberoep met gesloten deuren en in afwezigheid van de klaagster en haar raadsman te behandelen is - mede gelet op de in deze zaak door de rolraadsheer genomen, onder 1 vermelde beslissing met betrekking tot de processtukken - niet gebleken van een noodzaak tot het geven van een bevel tot behandeling met gesloten deuren op grond van een van de in artikel 22 lid 2, tweede volzin, Sv gegeven omstandigheden. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden als bedoeld in artikel 22 lid 2, derde volzin, Sv. Evenmin is aannemelijk dat het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad door de oproeping van de klaagster en haar raadsman als bedoeld in artikel 23 lid 6 Sv. De Hoge Raad zal het verzoek van het openbaar ministerie daarom in zoverre afwijzen.
5.2
Het verzoek van het openbaar ministerie om ervan af te zien de door de Hoge Raad te nemen beschikking in het openbaar uit te spreken, stuit af op het bepaalde in artikel 24 lid 1 Sv. De Hoge Raad zal het verzoek van het openbaar ministerie dus ook in zoverre afwijzen.
5.3
Het voorgaande brengt met zich dat de onder 3.2 genoemde verzoeken van de raadsman worden toegewezen.
5.4
De advocaat-generaal heeft zich nog niet uitgelaten over de voorgestelde cassatiemiddelen. De Hoge Raad zal haar daartoe in de gelegenheid stellen. Met het oog daarop zal de zaak naar de rolzitting worden verwezen.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
- wijst de verzoeken van het openbaar ministerie om de behandeling van het cassatieberoep met gesloten deuren en in afwezigheid van de klaagster en haar raadsman te doen plaatsvinden en ervan af te zien de door de Hoge Raad te nemen beschikking in het openbaar uit te spreken, af;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 15 september 2020.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 september 2020.