Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
Bij brief van 9 augustus 2019 heeft de advocaat-generaal bij het ressortsparket namens het openbaar ministerie het verzoek gedaan tot – kort gezegd – vertrouwelijke behandeling van het cassatieberoep.
Bij brief van 19 september 2019 heeft de raadsman van de belanghebbende, mr. A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam, het verzoek gedaan tot het verstrekken van de processtukken aan de raadsman van de belanghebbende en tot afwijzing van het namens het openbaar ministerie gedane verzoek.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft op 19 november 2019 conclusie genomen. Deze conclusie strekt onder meer ertoe dat de rolraadsheer van de Hoge Raad het verzoek van het openbaar ministerie in handen stelt van de in artikel 21 en 22 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde (raad)kamer van de Hoge Raad, dat de meervoudige (raad)kamer van de Hoge Raad de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaart in het cassatieberoep en dat die beslissing in het openbaar wordt uitgesproken.
Bij rolbeslissing van 28 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:134) heeft de rolraadsheer van de Hoge Raad bepaald dat:
- het verzoek van het openbaar ministerie tot vertrouwelijke behandeling van het
cassatieberoep wordt toegewezen voor zover het ertoe strekt dat aan de belanghebbende en haar raadsman niet de processtukken zullen worden verstrekt die de Hoge Raad op de voet van artikel 434, eerste lid, Sv zijn toegezonden;
- het verzoek van de raadsman van de belanghebbende wordt toegewezen, wat betreft de tot nu toe in de cassatieprocedure opgemaakte stukken, voor zover deze stukken niet reeds aan de raadsman van de belanghebbende zijn verstrekt;
- het verzoek van het openbaar ministerie in handen wordt gesteld van de in artikel 21 en 22 Sv bedoelde (raad)kamer van de Hoge Raad, die kan oordelen over de verzochte behandeling van het cassatieberoep met gesloten deuren en het afzien van de uitspraak van de beschikking in het openbaar.
2.De beschikking van de rechtbank
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Het verzoek van het openbaar ministerie ervan af te zien de door de Hoge Raad te nemen beschikking in het openbaar uit te spreken, zal worden afgewezen, nu gelet op inhoud van die uitspraak geen sprake is van het geval waarin het belang van het onderzoek door het doen van uitspraak in het openbaar ernstig wordt geschaad.
4.Beslissing
2 juni 2020.