ECLI:NL:HR:2020:1327
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende en gemeente Eindhoven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 november 2019, nr. 19/00004, werd door belanghebbende aangevochten, evenals het College, dat ook beroep in cassatie heeft ingesteld. Beide partijen hebben verweerschriften ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, terwijl het College een conclusie van dupliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van beide partijen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad bepaald dat het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven veroordeeld wordt tot vergoeding van de kosten die belanghebbende heeft moeten maken voor het geding in cassatie. De Hoge Raad verklaarde de beroepen in cassatie ongegrond en stelde de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050. Tevens werd er een griffierecht van € 519 geheven van het College.