Uitspraak
gevestigd te [plaats],
wonende te [plaats],
2.Uitgangspunten en feiten
ernstigverwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Stichting [de Hogeschool] tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een docent op basis van verwijtbaar gedrag, zoals vastgelegd in artikel 7:669 lid 3, onder e, van het Burgerlijk Wetboek. De Hogeschool had de arbeidsovereenkomst ontbonden en geen transitievergoeding toegekend aan de docent, die in 1989 in dienst was getreden en herhaaldelijk was gewaarschuwd voor zijn gedrag. De docent had zich schuldig gemaakt aan ongepast fysiek contact met studenten, wat leidde tot een onveilige leeromgeving. Het hof had echter geoordeeld dat de Hogeschool de transitievergoeding aan de docent moest betalen, omdat er onvoldoende bewijs was voor ernstig verwijtbaar handelen. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de Hogeschool in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, gezien de herhaalde waarschuwingen aan de docent en de ernst van zijn gedrag. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de docent opgelegd.