Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het incidentele cassatieberoep
4.Beslissing
3 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een incidenteel cassatieberoep. De eiseres, een B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het hof, terwijl de verweerders in het incident ook een incidenteel cassatieberoep hadden ingesteld. De eiseres stelde dat de verweerders niet-ontvankelijk verklaard moesten worden wegens termijnoverschrijding. De Hoge Raad heeft de procesgang in detail besproken, waarbij werd verwezen naar eerdere uitspraken en de relevante artikelen uit het procesreglement. De Hoge Raad concludeerde dat de termijn genoemd in het procesreglement niet als fatale termijn kan worden beschouwd, maar eerder als een aanwijzing voor een goede procesorde. De verweerders hadden hun incidentele cassatieberoep tijdig ingesteld, ondanks dat dit niet vóór het in het procesreglement genoemde tijdstip was gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de eiseres niet in haar procesbelang was geschaad door deze gang van zaken. De vordering van de eiseres in het incident werd afgewezen, en de verweerders werden ontvankelijk verklaard in hun incidentele cassatieberoep. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het indienen van een verweerschrift in het incidentele cassatieberoep.