ECLI:NL:HR:2020:1001
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2019, nr. 18/00257. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 17/1338) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen voor het jaar 2016, waaronder de rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet noodzakelijk om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 5 juni 2020 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.