Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
e-mailbericht - niet onbegrijpelijk.
3.Beslissing
22 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep. De verdachte, geboren in 1995, had een aanhoudingsverzoek ingediend via zijn raadsvrouwe, J. Kuijper, maar dit verzoek werd door het Hof afgewezen. Het Hof oordeelde dat de raadsvrouwe voorafgaand aan de zitting zonder enige motivering het verzoek had gedaan, terwijl noch de verdachte noch de raadsvrouwe op de zitting aanwezig waren om redenen voor aanhouding op te geven. Het Hof concludeerde dat er geen schriftuur met grieven was ingediend en dat er geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis waren opgegeven, waardoor het rechtens niet te respecteren belang van de verdachte niet was aangetoond.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof terecht het aanhoudingsverzoek had afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was, ook niet in het licht van de e-mail van de raadsvrouwe waarin zij om aanhouding vroeg zonder verdere motivering. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep.