Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Helmond,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
31 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, een heftruckchauffeur, was op staande voet ontslagen door zijn werkgever, Vlisco Netherlands B.V. De verzoeker heeft de kantonrechter verzocht het ontslag te vernietigen en daarnaast nevenverzoeken gedaan tot loonbetaling en tewerkstelling. Vlisco heeft verweer gevoerd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verschillende gronden, voor het geval het ontslag op staande voet door de kantonrechter zou worden vernietigd.
De kantonrechter heeft het verzoek van de verzoeker tot vernietiging van het ontslag op staande voet behandeld en Vlisco een bewijsopdracht gegeven. Tevens heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. De verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het gerechtshof heeft de verzoeker in het gelijk gesteld en Vlisco veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht, onder dezelfde voorwaarden als voor het ontslag.
Vlisco heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte de voorwaardelijke ontbinding heeft toegewezen en dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op herstel van de arbeidsovereenkomst, voor het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet zou vernietigen. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd voor zover Vlisco niet was veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en heeft Vlisco in die kosten veroordeeld. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen en de verzoeker in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.