ECLI:NL:HR:2019:639

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
18/01194
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en procesrecht: Wijziging procespartij en gerechtelijke erkenning in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Stichting Ymere. De zaak betreft een huurrechtelijke kwestie waarbij de vraag aan de orde was of er een wijziging van procespartij mogelijk was tijdens de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de rechtsgang al enige tijd aan de gang was. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens artikel 81 lid 1 RO niet verder te motiveren, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Ymere zijn begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

19 april 2019
Eerste Kamer
18/01194
TT/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. R.W. Keus, thans mr. J.P. van den Berg,
t e g e n
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Ymere.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 3080388 CV EXPL 14-14248 van de kantonrechter te Amsterdam van 7 november 2014 en 22 april 2016;
b. het arrest in de zaak 200.198.155/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 december 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Ymere heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Ymere toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ymere begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
19 april 2019.