ECLI:NL:RBGEL:2021:5302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/378158 / HZ ZA 20-403
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van beschermingsbewindvoerder jegens derde in het kader van zorgovereenkomst

In deze zaak vordert Neocura B.V. betaling van openstaande facturen van de Stichting Individuele Vertegenwoordiging en Beheer voor de Zorgsector en Stichting Omega Beheer, die als bewindvoerder optreedt voor een onder bewindgestelde. De vordering is gebaseerd op een zorgovereenkomst die Neocura heeft gesloten met de onder bewindgestelde. De rechtbank Gelderland heeft op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de ontvankelijkheid van de vordering van Neocura centraal staat. De rechtbank oordeelt dat Neocura ontvankelijk is in haar vordering tegen de Stichting in hoedanigheid van bewindvoerder, maar wijst de vordering af omdat de Stichting haar hoedanigheid als bewindvoerder heeft verloren. De rechtbank benadrukt dat de bewindvoerder zorg moet dragen voor de betaling van de zorgkosten en dat er een actieve houding van de bewindvoerder verwacht mag worden. De zaak is aangehouden in afwachting van een uitspraak in een bestuursrechtszaak die relevant is voor de beoordeling van de vordering. De rechtbank heeft de Stichting opgedragen om de uitspraak in de bestuursrechtszaak in de procedure te brengen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/378158 / HZ ZA 20-403
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEOCURA B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. M.C.J. Oonk-Pallandt te Breda,
tegen
1. de stichting
STICHTING INDIVIDUELE VERTEGENWOORDIGING EN BEHEER VOOR DE ZORGSECTOR,
gevestigd te Brummen,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Hogeman te Zutphen,
2. de stichting
STICHTING OMEGA BEHEER,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onder bewindgestelde],
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.W. Tonen te Amsterdam.
Eiseres zal hierna Neocura worden genoemd. Gedaagden zullen hierna de Stichting respectievelijk Omega Beheer genoemd worden. De heer [onder bewindgestelde] wordt hierna aangeduid als [onder bewindgestelde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2021,
  • het bericht van Neocura met daaraan gehecht afschrift van het oproepingsexploot van Omega Beheer op de rol van 9 april 2021,
  • de akte van wijziging van eis op de rol van 9 april 2021,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 5 juni 2021,
  • de spreekaantekeningen van de drie raadslieden zoals overgelegd ter zitting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Neocura is een zorgaanbieder actief in de thuiszorg, gehandicaptenzorg en maatschappelijke ondersteuning door middel van woonbegeleiding, beschermd wonen en ambulante begeleiding binnen de thuissituatie en dagbesteding.
2.2.
Bij beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland van 19 augustus 2013 is bewind ingesteld over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [onder bewindgestelde] en is de Stichting benoemd tot bewindvoerder.
2.3.
[onder bewindgestelde] ontving tot 1 februari 2018 zorg van Rigter Zorg B.V. (hierna Rigter).
2.4.
Neocura heeft per 1 februari 2018 de operationele onderneming van Rigter overgenomen middels een activa-passivatransactie (hierna de transactie).
2.5.
Neocura heeft de Stichting bij e-mail van 25 januari 2018 verzocht om de zorgovereenkomst van [onder bewindgestelde] over te zetten van Rigter op naam van Neocura en bij e-mail van 12 februari 2018 om de zorgovereenkomst met Rigter formeel te beëindigen.
2.6.
De Stichting heeft in een wijzigingsformulier zorgovereenkomst met zorgverlener gedateerd 25 januari 2018 en gestempeld 24 december 2018 aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna SVB) de beëindiging van de zorgovereenkomst tussen Rigter en [onder bewindgestelde] doorgegeven per 1 februari 2018.
2.7.
Op 1 februari 2018 heeft [onder bewindgestelde] een zorgovereenkomst gesloten met Neocura (hierna de zorgovereenkomst). De zorgovereenkomst is per 1 januari 2019 alsmede per 1 juni 2019 gewijzigd.
2.8.
Op 2 februari 2018 heeft het zorgkantoor (Menzis) het volgende geschreven aan de Stichting met als onderwerp “
RE: Urenverantwoording 2017 [onder bewindgestelde] .pdf”:
“(…) Dag mevrouw [betrokkene1] ,
We hebben samen overleg gehad omdat u niet tevreden wat over de zorg bij Righter Zorg.
We ontvangen nu een nieuwe zorgovereenkomst bij een andere zorgverlener.
Zou u mij een beetje bij kunnen praten? Is de overstap goed verlopen?
Met vriendelijke groet,
(…)”
2.9.
Op 22 maart 2018 heeft de Stichting een brief verzonden aan Dienstencentrum PGB te Utrecht waarin zij onder meer het volgende heeft geschreven:
“(…) De heer [onder bewindgestelde] ontvangt zijn zorg via Rigterzorg (PGB). De overeenkomst is per 1-2-2018 beeindigd (aan U toegezonden)en overgenomen door Neocura, welke overeenkomsten wij aan U hebben toegezonden.
Ik wil U verzoeken er op toe te zien dat er geen bedragen meer worden overgemaakt naar Rigterzorg, zij verlenen geen zorg meer. (…)”
2.10.
Op 16 mei 2018 heeft de Stichting aan Dienstencentrum PGB voor zover relevant geschreven:
“(…) Op 22-3-2018 heb ik U reeds een brief verzonden met het verzoek de betalingen aan Rigterzorg stop te zetten cq op te schorten gedurende de verwerkingsperiode van de beeindiging van de door hun geleverde zorg. Ik zie echter dat er nog steeds wordt uitbetaald, hetgeen niet juist is. De zorgverlening is overgenomen door Neocura. (…)”
2.11.
De indicatie voor aan [onder bewindgestelde] te verlenen zorg is 7VG, wat staat voor besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering gedurende zeven etmalen per week. Hierbij hoorde voor 2018 een zorgbudget van € 69.539,00, voor 2019 een zorgbudget van € 81.981,00 en voor 2020 een zorgbudget van € 85.104,00. Betalingen uit het zorgbudget worden gedaan door de SVB.
2.12.
De SVB is per 1 juli 2018 gestopt met betalingen aan Rigter.
2.13.
Neocura heeft tot 1 oktober 2020 zorg verleend aan [onder bewindgestelde] waartoe zij maandelijkse facturen heeft verzonden. In 2018 heeft Neocura voor een bedrag van € 61.228,13 aan zorg en huur gefactureerd. Hierop heeft Neocura een totaalbedrag van € 12.350,48 ontvangen van de SVB en een bedrag van € 13.464,00 van Rigter bij wijze van afrekening. Over 2018 staat thans nog een bedrag open van € 35.413,65. In 2019 is voor een totaalbedrag van € 72.248,98 gefactureerd door Neocura aan [onder bewindgestelde] . Van de SVB heeft Neocura een bedrag ontvangen van € 47.932,15, zodat thans nog openstaat € 24.316,83 en derhalve in totaal een bedrag van € 63.538,24.
2.14.
Bij brief van 21 november 2018 heeft Menzis de Stichting aangeschreven met de mededeling dat na controle is geconstateerd dat de Stichting door SVB ten onrechte kosten heeft laten uitbetalen aan Rigter. SVB heeft een bedrag van € 33.660,25 van de Stichting q.q. bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] teruggevorderd.
2.15.
De Stichting heeft, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, een bezwaarschrift ingediend op 19 december 2018 tegen de beschikking van SVB tot terugvordering zoals genoemd onder 2.14.
2.16.
Bij besluit van 15 april 2019 is het bezwaar van de Stichting ongegrond verklaard en is de terugvorderingsbeschikking PGB van 21 november 2018 in stand gebleven.
2.17.
De Stichting is tegen voornoemd besluit in beroep gekomen bij beroepschrift van 6 juni 2019 bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht. De zaak is daar thans aanhangig onder zaaknummer ARN 19/3067. Naar deze zaak wordt in het hierna volgende verwezen als de bestuursrechtszaak.
2.18.
Met betrekking tot de betaling van de facturen van Neocura over het tijdvak januari 2019 tot en met juni 2019 heeft Menzis aan de Stichting laten weten dat zij in weerwil van de verzoeken van de Stichting niet tot betaling zal overgaan omdat zij eerst de uitkomsten van de bestuursrechtszaak wilden afwachten.
2.19.
Neocura heeft de Stichting bij brief van 8 november 2019 gesommeerd om de achterstallige facturen over de eerste zes maanden van 2019 te voldoen. Bij e-mail van 23 maart 2020 is nogmaals gesommeerd om de openstaande facturen te voldoen.
2.20.
Bij brief van 6 februari 2020 is Menzis door de Stichting verzocht en gesommeerd om de facturen van Neocura over het tijdvak januari – juni 2019 te voldoen, blijkens opgaaf van Neocura groot € 34.756,00. Bij reactie van Menzis per e-mail van 11 februari 2020 heeft Menzis aangegeven dat reeds opdracht is gegeven om over te gaan tot de gevraagde betalingen over het tijdvak januari t/m juni 2019.
2.21.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 maart 2021 is de Stichting per 1 april 2021 ontslagen als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] onder gelijktijdige benoeming van Omega Beheer als bewindvoerder.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Neocura vordert – na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de Stichting q.q. (op basis van haar toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de zorgovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen) en pro se (uit hoofde van de verplichting tot betaling van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad) hoofdelijk, zo dat wanneer de één heeft betaald de ander zal zijn gekweten, althans primair gedaagde pro se en subsidiair gedaagde q.q., althans gedaagde q.q. en/of gedaagde pro se, te veroordelen om ten behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen de openstaande vordering van eiseres ten bedrage van € 63.538,24, te vermeerderen met de daarover reeds verschuldigde wettelijke rente tot aan 5 oktober 2020 van € 1.478,75, alsmede vermeerderd met de rente vanaf 5 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 1.410,38, althans enig bedrag dat de rechtbank ter zake redelijk voorkomt,
met veroordeling van gedaagde q.q. en gedaagde pro se hoofdelijk, althans primair gedaagde pro se en subsidiair gedaagde q.q., althans gedaagde q.q. en/of gedaagde pro se, in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen 14 (veertien) dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
Neocura legt aan haar vordering ten grondslag dat de Stichting in haar hoedanigheid van bewindvoerder heeft verzuimd de facturen te voldoen voor de door Neocura geleverde zorg aan [onder bewindgestelde] . De Stichting heeft, ook na herhaaldelijk aandringen, niet betaald en heeft aangegeven niet te kunnen en zullen betalen. Zij verkeert daardoor in verzuim ex. 6:83 sub c van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) en dient de schade te vergoeden althans dient zij na te komen. Bovendien heeft de Stichting onrechtmatig jegens Neocura gehandeld en is zij mitsdien schadeplichtig.
3.3.
Zowel de Stichting als Omega Beheer voeren verweer en concluderen in de eerste plaats tot niet ontvankelijkheid van Neocura in haar vordering jegens de bewindvoerder(s) q.q. omdat de Stichting niet als zodanig in rechte is betrokken bij dagvaarding. De Stichting voert daarnaast verweer op de door Neocura gestelde onrechtmatige daad en de te hanteren maatstaf en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Neocura dan wel tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Neocura in de kosten van het geding één en ander voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Omega Beheer heeft zich ter zitting achter het door de Stichting gevoerde verweer geschaard en dit tot het hare gemaakt.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid jegens de Stichting q.q. / Omega Beheer

4.1.
Uitgangspunt is dat het antwoord op de vraag wie in een procedure als partij optreedt, wordt bepaald door het procesinleidend document; bij de dagvaardingprocedure is dan ook bepalend het exploot van dagvaarding. Uit de arresten van de Hoge Raad van 2 april 1993 en van 12 maart 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AN8483), volgt dat een procespartij noch door wijziging van eis, noch anderszins, in hoger beroep of cassatie als procespartij in een andere hoedanigheid kan optreden dan die waarin hij zijn vordering in eerste aanleg heeft ingesteld. Een procespartij die alleen voor zichzelf optreedt kan in een procedure – noch hangende een instantie noch in een volgende instantie – dus niet tevens of uitsluitend in hoedanigheid gaan optreden, of omgekeerd (zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 14 mei 1965, 21 november 2003 en 12 maart 2004).
De rechtbank is van oordeel dat dit uitgangspunt ook geldt voor gedaagden. De Hoge Raad spreekt in laatstgenoemde arresten immers neutraal van ‘een procespartij’. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat in verband met de aard van het dagvaardings-exploot en de belangen van de wederpartij, strenge eisen moeten worden gesteld aan de duidelijkheid van de formulering van het exploot en meer in het bijzonder aan de omschrijving van de identiteit en de hoedanigheid van degene op wiens verzoek het wordt uitgebracht. Dit uitgangspunt geldt ook voor degenen die in rechte worden betrokken.
4.2.
Van belang is voorts dat de Hoge Raad in zijn arrest van 22 oktober 2004 heeft overwogen dat:
‘De vraag in welke hoedanigheid een eisende partij optreedt, vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie wordt ingeleid. Ingevolge art. 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 BW en 3:35 BW op deze uitleg van overeenkomstige toepassing (…).’
Nadien ingediende processtukken kunnen in dit verband eveneens relevant zijn.
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook de door de Hoge Raad ingezette deformalisering van het procesrecht, zoals ook is overwogen in het Trafigura-arrest (ECLI:NL:HR:2020:587). Hieruit volgt dat procesregels zo nodig ter zijde kunnen worden gesteld als zij eraan in de weg staan dat het recht zijn loop heeft, terwijl de verwezenlijking van de ratio van de regel niet in het geding is of wel de balans tussen het belang dat de regel beoogt te dienen en het belang dat hierdoor in het gedrang komt onverkorte toepassing van die regel niet rechtvaardigt. De eisen van doelmatige procesvoering zijn hierbij van groot belang mits de wederpartij helder is tegen welk vorderingen zij zich dient te verweren en zij voldoende gelegenheid heeft gekregen tot het voeren van verweer. Hierbij dient echter wel in ogenschouw te worden genomen dat deze overwegingen zijn geschreven in een zaak waarin het ging om de hoedanigheid van de eisende partij. De rechtbank is van oordeel dat deze overwegingen ook zien op de hoedanigheid van de gedaagde partij (zie ook de conclusie van A-G Drijber voor HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:639).
4.3.
In het licht van het hier voor overwogene is de rechtbank van oordeel dat Neocura kan worden ontvangen in haar vordering jegens de Stichting in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] . Hiervoor is het volgende redengevend. In de dagvaarding is toegelicht dat de ingestelde betalingsvordering ziet op de facturen uit hoofde van de zorgovereenkomst tussen [onder bewindgestelde] en Neocura en dat de Stichting is aangesteld als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] (zie o.a. 2.2 dagvaarding) en dat Neocura, de Stichting heeft aangemaand tot betaling van de gefactureerde bedragen voor de geleverde zorg. Deze vordering kan slechts ingesteld zijn jegens de Stichting q.q. De grondslag is immers een zorgovereenkomst tussen Neocura en een persoon over wiens goederen de Stichting op dat moment bewind voerde. Daarenboven vermeldt de dagvaarding woordelijk het volgende:
“(…) 3.2 Doordat de Stichting toerekenbaar tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de Zorgovereenkomst, heeft Neocura schade geleden en dient de Stichtingin hoedanigheid[onderstreping,rb]
niet alleen de openstaande facturen te betalen, maar ook de door Neocura daardoor geleden schade te vergoeden. (…)”
en
“(…)”4.De Stichting als formele procespartij
4.1
De Stichting dient in rechte te worden betrokken – en aldus niet de heer [onder bewindgestelde] – om in het geding te verschijnen teneinde dit verder ten behoeve van de heer [onder bewindgestelde] te voeren, nu er een bewind is ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de heer [onder bewindgestelde] en de Stichting is benoemd tot bewindvoerder op grond van het bepaalde in artikel 1:441 lid 1 BW… (…)”.
Ten slotte heeft Neocura in haar gewijzigde eis, zoals weergegeven onder 3.1, nader tot uitdrukking gebracht dat zij beoogde de Stichting q.q. in rechte te betrekken. Gegeven de formulering van de dagvaarding die naar het oordeel van de rechtbank klip en klaar is, had het de Stichting voldoende helder moeten zijn dat zij ook in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] werd gedagvaard. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat Neocura weliswaar de Stichting als formele procespartij heeft gedagvaard maar dat de materiële procespartij [onder bewindgestelde] is. Als formele procespartij wordt namelijk aangemerkt degene op wiens naam als eiser of gedaagde het proces wordt gevoerd. Materiële procespartij is het rechtssubject van de materiële rechtsbetrekking in geschil. Dat is [onder bewindgestelde] . Alle processuele en materiële rechtsgevolgen van proceshandelingen en rechterlijke uitspraken worden aan de vertegenwoordigde partij toegerekend als de materiële partij in het geding en het is de materiële procespartij die door de uitspraak wordt gebonden. In dit geval wordt dus beoogd een uitspraak uit te lokken die geldt jegens het vermogen van [onder bewindgestelde] . Dit vermogen staat thans onder bewind van Omega Beheer.
4.4.
Neocura heeft - kennelijk op grond van artikel 118 Rv – Omega Beheer in het geding betrokken waarbij de processtukken van het onderhavige dossier zijn betekend en zij is opgeroepen ter zitting. Zij is vervolgens ook bij advocaat in de procedure verschenen.
Voor zover Neocura heeft beoogd Omega Beheer als opvolgend bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onder bewindgestelde] in het geding te betrekken en haar vordering jegens Omega Beheer in die hoedanigheid in te stellen geldt het volgende. Thans doet zich de bijzondere situatie voor dat het oordeel dat de Stichting q.q. gedagvaard is komt, nádat de Stichting de hoedanigheid van bewindvoerder is verloren. Niettemin heeft de Stichting gezien haar standpunt over de niet-ontvankelijkheid geen grond gezien om bij verlies van die hoedanigheid een beroep te doen op artikel 225 Rv. Toepassing hiervan zou leiden tot indeplaatsstelling van de Stichting q.q. door Omega Beheer. Deze laatste is echter reeds in het geding verschenen door zich te stellen na de oproep ex. artikel 118 Rv. Hoewel de geëigende weg van artikel 225 Rv in deze zaak nu niet gevolgd is, zal de rechtbank om redenen van procesdoelmatigheid en in het licht van het eerder genoemde Trafigura-arrest de vordering jegens Omega Beheer ontvankelijk verklaren voor zover deze ziet op betaling van de facturen uit hoofde van de zorgovereenkomst. De rechtbank is immers op de hoogte van het verlies van hoedanigheid van de Stichting terwijl door Neocura beoogd is een uitspraak te krijgen die leidt tot betaling uit het vermogen van [onder bewindgestelde] als materiële procespartij. Deze materiële partij wordt vertegenwoordigd door Omega Beheer die reeds in de procedure is verschenen. Omega Beheer heeft, gezien haar verweer op de ontvankelijkheid, nog geen verweer gevoerd tegen de vordering die ziet op betaling van facturen uit hoofde van de zorgovereenkomst en nakoming daarvan, zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten zoals in het dictum bepaald. De vorderingen van Neocura jegens de Stichting q.q. zullen worden afgewezen nu de Stichting die hoedanigheid heeft verloren en de bewindvoerder over het (toekomstige) vermogen van [onder bewindgestelde] reeds in de procedure is verschenen.
Onrechtmatige daad beschermingsbewindvoerder jegens derde?
4.5.
Neocura heeft gesteld dat de Stichting pro se jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzicht vervuld (ECLI:NL:HR:2019:1494). Daarbij wordt volgens Neocura met een beroep op ECLI:NL:GHARL:2017:3504, een actieve houding van de bewindvoerder verwacht. Op de Stichting rust volgens Neocura de verregaande zorgplicht om ervoor zorg te dragen dat de facturen die [onder bewindgestelde] kreeg voor de zorg die hij ontving uit de daartoe toereikende budgetten betaald konden worden. De Stichting had er daarom zorg voor moeten dragen om adequaat actie te ondernemen door de benodigde aanvullende bijdragen van de SVB en/of het zorgkantoor Menzis tijdig te regelen of door de zorgovereenkomst tijdig te beëindigen en daarmee de schade voor Neocura te beperken. Voorts had de Stichting Menzis, na de gedane toezegging direct moeten aanspreken op betaling voor de periode januari – juni 2019. Dit alles heeft de Stichting niet, althans niet voldoende, gedaan volgens Neocura hetgeen leidt tot een onrechtmatige daad jegens Neocura en waarbij de openstaande facturen als schade worden aangemerkt. Het handelen van de Stichting moet worden getoetst aan de zogenaamde Maclou-norm die is geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 19 april 1996 (ECLI:NL:HR:1996:ZC2047), aldus Neocura.
4.6.
De Stichting heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Neocura. Het beroep op het arrest van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden gaat niet op omdat die zaak ziet op de verhouding bewindvoerder – rechthebbende op grond van 1:444 BW. Deze relatie staat hier niet ter discussie. Neocura stelt rechtstreeks een vordering in jegens de Stichting, niet [onder bewindgestelde] . Artikel 1:444 BW heeft bovendien niet de strekking om bescherming te bieden tegen de schade die Neocura vordert, aldus de Stichting. Daarbij geldt dat de Stichting geen verwijt te maken valt omdat zij op een dusdanige wijze heeft gehandeld als mag worden verwacht van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 1:444 BW ziet op aansprakelijkheid van de bewindvoerder jegens de rechthebbende. Dit was ook het geval in het arrest van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden waarnaar Neocura heeft verwezen. Op dit artikel kan Neocura geen beroep doen voor zover Neocura dit heeft gedaan. Overigens zou een geslaagd beroep van de rechthebbende op dit artikel nog niet steeds meebrengen dat de bewindvoerder ook jegens een derde onrechtmatig heeft gehandeld.
Een onrechtmatige handeling van de bewindvoerder jegens een derde heeft immers een zelfstandig beoordelingskader. Dit kader wordt evenwel niet ingevuld door de door Neocura aangehaalde Maclou-norm. De norm uit dit arrest heeft betrekking op het handelen van curatoren in faillissementen en de mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid van de curator voor die handelingen. Volgens vaste jurisprudentie is deze norm ook van toepassing op bewindvoerders in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
4.8.
Het beschermingsbewind echter strekt tot het volledige bewind over het vermogen van de rechthebbende en tot betaling van al zijn lasten vanuit zijn vermogen en wordt ingesteld in het belang van de rechthebbende. Dit bewind is daarmee veelomvattender dan het bewind in het kader van de WSNP of benoeming van een curator in faillissement. Deze curatele/dit bewind wordt immers mede voor de schuldeisers ingesteld. Bovendien brengt de specifieke taak van een curator met zich dat deze soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en ook rekening moet houden met belangen van maatschappelijke aard. Dat is niet het geval bij de taak van de bewindvoerder bij een meerderjarigenbewind. De relatie van de bewindvoerder q.q. jegens een derde (in dit geval schuldeiser van de rechthebbende) wordt niet beheerst door de door de bewindvoerder te betrachten zorgvuldigheid zoals geformuleerd in de Maclou-norm. Het bewind is immers niet ten gunste van, of voor, de schuldeisers ingesteld maar steeds in het belang van de rechthebbende. Dit is een fundamenteel verschil met de taak die curatoren in faillissement of bewindvoerders uit hoofde van de WSNP hebben.
Niettemin zijn er wel omstandigheden denkbaar waaronder de functie van bewindvoerder met zich brengt dat hij ook tot een zekere zorg moet betrachten jegens derden die betrokken zijn bij de voor de rechthebbende noodzakelijke verzorging of begeleiding. Hierbij is het doel van het beschermingsbewind het uitgangspunt en de samenhang tussen het belang van de schuldeiser bij beschikbare budgetten en het belang van de rechthebbende bij een goed bewindvoerder. Het is immers in het belang van de rechthebbende dat budgetten worden aangevraagd en dat hij (daardoor en daarmee) toegang heeft en houdt tot voor hem noodzakelijke zorg. De bewindvoerder is hiermee de spil in de verhouding rechthebbende – zorgverlener. Er kan sprake zijn van schendig van een zorgvuldigheidsnorm door een beschermingsbewindvoerder jegens een derde indien hij tekortschiet in de uitvoering van zijn taak wanneer hiervan onderdeel is het aanvragen van zorgtoeslagen en/of PGB budgetten waaruit voor de rechthebbende noodzakelijke zorg moet worden betaald en hij deze budgetten niet, niet tijdig of onvoldoende aanvraagt terwijl zorg is gecontracteerd en wordt gecontinueerd. De rechtbank is van oordeel dat in de invulling van deze taak wél een actieve houding van de bewindvoerder mag worden verwacht, zoals gesteld door Neocura. De zorg van de bewindvoerder is immers ook het beschikbaar krijgen van budgetten die uiteindelijk strekken tot bescherming / verzorging van de rechthebbende.
4.9.
Voor de beoordeling van de handelingen van de Stichting kan de uitkomst van de bestuursrechtzaak relevant zijn. De civiele rechter is immers gebonden aan het oordeel van de bestuursrechter over de rechtmatigheid van een besluit. Dit oordeel zal de stellingen en verweren van partijen in deze procedure mede vorm geven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om haar beslissing in deze zaak aan te houden totdat in de bestuursrechtszaak beschikking is gewezen of schikking is bereikt en zal de Stichting opdragen om deze beschikking / schikking op de eerst mogelijke roldatum in het geding te brengen. Nadat afschrift daarvan is ontvangen zal Neocura de gelegenheid krijgen om in het licht van het vorenstaande én de gegeven beschikking akte te nemen over haar vordering jegens de Stichting. De Stichting zal dan aansluitend gelegenheid krijgen om daarop te reageren. Omega Beheer zal gelijkelijk met de akte van Neocura gelegenheid krijgen om verweer te voeren tegen de vordering van Neocura tot betaling van de facturen uit hoofde van de zorgovereenkomst. De termijn voor de aktes is steeds zes weken. De zaak zal derhalve worden aangehouden en worden verwezen naar de parkeerrol zoals bepaald in het dictum.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt de Stichting op om zo spoedig mogelijk nadat er uitspraak of schikking is in de bestuursrechtszaak afschrift hiervan in de procedure te brengen op de eerst mogelijke roldatum,
5.2.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 6 april 2022,
5.3.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het onder r.o. 5.1 genoemde afschrift eerder ter rolle is ontvangen: voor akte aan de zijde van Neocura en Omega Beheer zoals overwogen in r.o. 4.9 op een termijn van zes weken,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021.
MS|Vg