Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 maart 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde belediging van politieambtenaar [betrokkene 1] door het toezenden van brieven met beledigende inhoud aan de (loco)burgemeester van Amstelveen. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Gerechtshof terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van 'toezending' van de geschriften aan de beledigde persoon, zoals vereist door artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad oordeelde dat de brieven, hoewel gericht aan de burgemeesters, ook daadwerkelijk de beledigde ambtenaar hadden bereikt, aangezien de gemeente de brieven aan de politie had ter beschikking gesteld. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat er geen sprake was van toezending aan de beledigde persoon niet begrijpelijk was zonder nadere uitleg. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke uitleg van de beoordeling van de toezending van geschriften in het kader van belediging, en bevestigt dat de intentie en de feitelijke ontvangst van de beledigende inhoud door de beledigde persoon cruciaal zijn voor de toepassing van artikel 266 Sr.