Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijksvermogensrecht. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het hof. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die relevant zijn voor het procesverloop. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep van de man.