Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak betreft het een echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling aan de orde is. De beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2018 volgt op een eerdere tussenbeschikking van 6 maart 2018. Het hof heeft geoordeeld dat het Nederlandse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, dat vanaf het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit verkreeg, de wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing is. De ontbinding van de gemeenschap vond plaats op 6 mei 2014, toen de man het verzoek tot echtscheiding indiende.
De man heeft diverse verzoeken ingediend, waaronder de terugbetaling van een bedrag dat de vrouw op grond van een eerdere beschikking heeft ontvangen, en de verdeling van de gezamenlijke bezittingen, waaronder een woning, auto’s en aandelen in een holding. De vrouw heeft op haar beurt ook verzoeken ingediend, waaronder de toedeling van de woning en de aandelen in de holding, en heeft verzocht om een taxatie van de woning.
Het hof heeft besloten dat de deskundige [D] zal worden benoemd om de waarde van de aandelen in de holding te bepalen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun verzoeken en stellingen verder toe te lichten. De beslissing over de toedeling van de woning en de verdeling van de overige goederen is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht. Het hof heeft tevens de kosten van de deskundige vastgesteld en bepaald dat deze door beide partijen gezamenlijk moeten worden gedragen. De beschikking biedt ruimte voor cassatie, zodat partijen de mogelijkheid hebben om tegen deze beslissing in beroep te gaan.